Ze zijn tegenwoordig niet meer weg te denken uit de mondiale wegracerij: de machines van Japanse makelij. Al decennia lang spelen met name de HondaÕs, de YamahaÕs, de SuzukiÕs en ook enigszins de KawasakiÕs een belangrijke rol in de GP-wereld. Het was echter pas eind jaren Õ50/begin jaren Õ60, dat deze Japanse machines hun debuut maakten in het wereldkampioenschap.
Tijdens het eerste volledige decennium van het wereldkampioenschap wegrace, de jaren Õ50, zijn het de Italiaanse, de Britse en de Duitse renstallen, die de dienst uitmaken. Zij leveren de GP-winnaars en de wereldkampioenen en merken als MV Agusta, Gilera, Norton en NSU voeren de boventoon.
In 1959 treedt voor het eerst een Japanse fabriek aan in het officile wereldkampioenschap. Het is de stal van Honda, die tijdens de TT op het eiland Man aan de start verschijnt in de 125cc klasse met een viertakt-machine. Het is daar de Japanse coureur Naomi Taniguchi, die voor het eerst in de geschiedenis een wereldkampioenschapspuntje op een Japanse machine mee naar huis weet te nemen.
Het jaar daarop, 1960, is Honda opnieuw van de partij. Het is niet alleen maar vertegenwoordigd in de 125cc klasse, maar ook bij de kwartliters met een viertakt-machine; het vaste concept van Honda in die jaren. Het zijn vooral Japanse coureurs (mannen als Taniguchi, Takahashi, Suzuki, Tanaka, Kitano en Satoh), die de diverse HondaÕs besturen en her en der hun punten meesprokkelen. Het is uiteindelijk Kenjiro Tanaka, die de eerste podiumplaats pakt voor Honda door als derde te finishen in de 250cc klasse tijdens de Duitse GP op het circuit van Solitude. De grootste successen worden dat jaar voor Honda echter behaald door niet-Japanners. De Rhodesir Jim Redman is zowel actief in de 125- als de 250cc klasse. Bij de achtsteliters eindigt Redman als zevende in de eindstand, terwijl hij bij de kwartliters een vierde plek als eindklassering scoort door een derde en een tweede plek in Ierland en Itali. Daarnaast behaalt ook de Australir Tom Phillis een tweede plaats in de 250cc klasse in Ierland voor Honda. Het zijn dat jaar echter nog wel de MVÕs van Carlo Ubbiali en Gary Hocking, die domineren in de twee lichtste klassen van dat moment. In beide categorien wordt Ubbiali wereldkampioen en mag Hocking zich vice-wereldkampioen noemen. In 1960 is Honda overigens niet meer het enige Japanse merk, dat vertegenwoordigd is in de GPÕs. Suzuki verschijnt dat seizoen namelijk voor het eerst aan de start in de 125cc klasse met een tweetakt-machine en dus niet een viertakt zoals Honda. Dat jaar worden er overigens nog geen echte successen geboekt.
Vanaf het seizoen 1961 worden er door Honda grote investeringen gedaan met betrekking tot het aantrekken van nieuwe rijders. Naast de gebruikelijke Japanners, Jim Redman en Tom Phillis worden voor dat jaar ook Luigi Taveri, Mike Hailwood (die voor MV in de 350- en 500cc klasse rijdt) en Bob McIntyre gecontracteerd.
Tom Phillis schrijft dat jaar geschiedenis door als eerste coureur een GP-overwinning te boeken op een Japanse machine. Hij wint namelijk de eerste GP van dat seizoen in de 125cc klasse in Spanje op het circuit van Montjuich. Daar blijft het echter niet bij. Ook Hailwood, Takahashi, Redman, Taveri en McIntyre slagen er dat seizoen in een aantal races te winnen voor Honda in de twee verschillende klassen (125- en 250cc). MV Agusta had zich vanaf dat jaar overigens teruggetrokken uit de 125- en de 250cc klasse, waarmee de weg geheel vrij kwam te liggen voor het Honda-kamp. Alleen bij de achtsteliters kreeg het te maken met enige concurrentie in de vorm van MZ met Ernst Degner. In totaal winnen de diverse HondaÕs in de twee lichtste klassen in 1961 18 races, waarbij regelmatig alle podiumplekken door Honda-rijders worden ingenomen. In beide klassen wordt de wereldtitel gepakt en zijn het de HondaÕs, die domineren in de eindstand (125cc: 1e Phillis, 3e Taveri, 4e Redman, 5e Takahashi, 6e Hailwood) (250cc: 1e Hailwood, 2e Phillis, 3e Redman, 4e Takahashi, 5e McIntyre).
Yamaha doet dat seizoen ook voor het eerst van zich spreken. Het verschijnt aan de start in de 250cc klasse met een tweetakt-machine, waarbij meteen al een aantal puntjes gescoord worden.
In 1962 doet de 50cc klasse zijn intrede bij het wereldkampioenschap en Suzuki en Honda zijn vanaf het begin hierin goed vertegenwoordigd. Naast de gebruikelijke grote hoeveelheid Japanners brengt Suzuki Ernst Degner en Hugh Anderson aan de start en Luigi Taveri en Tommy Robb zijn de belangrijkste wapens voor Honda in deze nieuwe klasse. Het is Degner, die de eerste 50cc-wereldtitel pakt, door onder andere op de tweetakt-Suzuki vier races op zijn naam te schrijven.
In de 125cc klasse zijn het andermaal de HondaÕs, die domineren en veel races weten te winnen. Taveri wordt wereldkampioen, voor zijn Honda-collegaÕs Redman, Robb en Takahashi. Ook Suzuki is in de 125cc klasse vertegenwoordigd met onder andere Anderson en Degner.
Bij de kwartliters gaat de titel vrij eenvoudig naar Redman. Aan het einde van dat seizoen zijn uiteindelijk zes HondaÕs bij de eerste acht vertegenwoordigd, (1e Redman, 2e McIntyre, 4e Phillis, 6e Minter en Robb en 8e Taveri). Frank Perris pakt in deze klasse met de Suzuki ook twee punten voor het WK.
Nieuw is het aantreden van Honda in de 350cc klasse dat jaar. Redman wint meteen vier van de zes races en mag zich daarmee ook in deze klasse kampioen noemen. Robb wint de laatste GP van dat jaar voor Honda en hij wordt vice-wereldkampioen, waarmee de MVÕs van Hailwood en Hocking genadeloos worden afgetroefd. Het wordt overigens ook een heel noodlottig jaar, want dat jaar vinden zowel McIntyre, als Phillis, als Hocking de dood bij een race-ongeluk.
De 50cc klasse is in 1963 een volledige Suzuki-aangelegenheid. Anderson wordt wereldkampioen, Degner derde, Morishita vierde, Itoh vijfde en Ichino zesde. Hans Georg Anscheidt is met zijn Kreidler de enige coureur, die zich hier tussen kan drukken op een tweede plek. Taveri grijpt dat jaar voor Honda ook nog een zege in de lichtste klasse.
Ook in de 125cc klasse heersen de tweetakt-SuzukiÕs, samen met de viertakt-HondaÕs. Taveri raakt zijn titel kwijt aan Anderson, waarmee Suzuki dat jaar de titel zowel bij de 50- als de 125ccÕs grijpt, met Anderson als dubbel-wereldkampioen. De eerste machine van Europese makelij, de MZ met Alan Shepherd, vinden we pas terug op een achtste plek in de eindstand.
Redman slaagt er bij de kwartliters in zijn wereldtitel te prolongeren. Tarquinio Provini wordt op de Italiaanse Morini knap vice-wereldkampioen achter de Honda. Daarnaast doet ook Yamaha duidelijk van zich spreken met een derde plaats in de eindstand voor Fumio Ito. Tevens vinden we Phil Read op een Yamaha terug op een tiende plek in de eindstand, die nog voor veel grote successen zal gaan zorgen.
Wat Redman al deed bij de kwartliters, doet hij ook in de 350cc klasse, namelijk zijn titel verdedigen. Opnieuw moet de MV van Hailwood, die dit keer wel als tweede eindigt, buigen voor de Honda van Redman. Taveri neemt aan het einde van het seizoen een derde plek in de eindstand in.
In 1964 gaat de titel in de 50cc klasse opnieuw naar Anderson, voor, de bij Honda nieuw binnengekomen, Ralph Bryans.
Bij de achtsteliters zijn het dat seizoen niet alleen de SuzukiÕs en de HondaÕs, die aan de start verschijnen. Ook Yamaha is vanaf dat seizoen vertegenwoordigd in deze klasse met als belangrijkste troef Phil Read. Taveri pakt de titel voor Honda terug en ook op de tweede plaats is het een Honda in de vorm van Jim Redman. Anderson moet genoegen nemen met een derde plek in eindstand als eerste Suzuki-coureur. Opnieuw bewijzen de Japanse constructeurs dat seizoen, dat ze oppermachtig zijn bij de 125ccÕs, want de top 10 bestaat alleen maar uit coureurs op machines uit het land van de rijzende zon.
In de 250cc wordt Redman onttroond door Read. De Brit grijpt de eerste wereldtitel voor Yamaha en wint vijf races, terwijl Redman niet verder komt dan drie overwinningen en een plekje in de schaduw van Read. Bovendien vinden we in de eindstand ook weer een aantal 250cc SuzukiÕs terug met onder andere Anderson als de bestuurder ervan.
Bij de 350ccÕs blijft alles bij hetzelfde, want Redman wint met zijn Honda alle races, waarmee hij aan het einde van het seizoen automatisch weer de wereldkampioen is, voor zijn team- en landgenoot Bruce Beale.
Bryans scoort in 1965 de eerste wereldtitel bij de 50ccÕs voor Honda, voor zijn teamgenoot Taveri en
de SuzukiÕs van Anderson en Degner.
Als compensatie voor het verlies van de titel in de lichtste klasse wordt Anderson wel weer wereldkampioen in de 125cc klasse, waar de prestaties van de HondaÕs en de YamahaÕs in grote mate in de schaduw staan van het sterk voor de dag komen door Suzuki.
Bij de kwartliters slaagt Read erin zijn titel te prolongeren. De tweede plek in de eindstand gaat ook naar Yamaha, in de persoon van Mike Duff, terwijl Redman het moet doen met de derde positie als beste Honda-rijder. Hailwood wint de laatste wedstrijd van het seizoen in Japan, op een Honda wel te verstaan, wat geldt als een bepaalde voorbode.
Toch krijgt het seizoen voor Redman nog een goed einde, als hij zijn vierde titel op rij pakt in de 350cc klasse, waarbij hij de MV Agusta-tandem met fabrieksrijders Giacomo Agostini en Mike Hailwood net de baas is. Tevens verschijnt Yamaha dat seizoen ook voor het eerst aan de start in de 350cc klasse met Read, die op een negende plaats eindigt in de stand.
Het seizoen 1966 wordt in meerdere opzichten een bijzonder jaar. Voor het eerst verschijnt een Japanse machine, de Honda, aan de start in de 500cc klasse om ook in de koningsklasse wereldkampioen te worden. Daarvoor wordt Mike Hailwood teruggehaald naar Honda, nadat de Brit in de jaren 1962 tot en met 1965 de wereldtitel nog pakte voor MV Agusta bij de halveliters.
Na een jaar de wereldtitel te hebben gepakt bij de 50ccÕs, raakt Honda in 1966 deze alweer kwijt aan Suzuki, dat de titel teruggrijpt. Hans Georg Anscheidt wordt wereldkampioen, voor de HondaÕs van Bryans en Taveri.
In de 125cc klasse zijn het andermaal de Japanse machines, die domineren. De eerste elf plekken in de eindstand zijn enkel en alleen voor HondaÕs, YamahaÕs en SuzukiÕs. Taveri wordt met de Honda, na 1962 en 1964, opnieuw kampioen in deze klasse, waarbij hij de meeste concurrentie krijgt van de YamahaÕs van Bill Ivy en Phil Read en van zijn teamgenoot Bryans.
Het terughalen van Hailwood door Honda wordt direct in het eerste jaar al een groot succes. Bij de kwartliters pakt hij dat jaar op zeer overtuigende manier de wereldtitel door tien van de twaalf races te winnen. Read (2e) en Redman (3e) volgen respectievelijk op de Yamaha en de Honda op grote achterstand in de eindstand.
Met hoge verwachtingen wordt er dat jaar uitgekeken naar de strijd in de 350cc- en de 500cc klasse tussen MV en Honda, waar Hailwood zijn oude teamgenoot Agostini treft. In de 350cc klasse rijden zowel Hailwood als Agostini 48 punten bij elkaar, maar doordat slechts de zes beste resultaten meetellen, houdt Ago er maar 42 over. Hailwood, met alleen zes overwinningen, behoudt daarmee zijn volledige aantal punten en neemt na vier achtereenvolgende kampioenschappen van Redman de titel over, waarbij de titel in de 350cc klasse in handen blijft van Honda.
In de koningsklasse zijn de rollen omgedraaid. Het seizoen begint goed voor Honda met twee overwinningen van Redman, maar de Rhodesir moet de rest van het seizoen missen door een valpartij tijdens de derde GP van dat jaar in Belgi. Hailwood wint wel drie races gedurende de tweede helft van het seizoen, maar Ago, die het hele seizoen constant presteert, gaat met de titel aan de haal.
Het is wel Honda, dat in 1966 in alle solo-klassen (50cc, 125cc, 250cc, 350cc en 500cc) de titel pakt bij de constructeurs, een zeer knappe prestatie.
Naast de gebruikelijke Japanse merken (Honda, Suzuki en Yamaha) verschijnt dat jaar ook de Japanse fabrikant Bridgestone aan de start van de GPÕs in de lichtste klasse. Het project wordt echter niet doorgezet.
Anscheidt, Katayama en Graham pakken aan boord van hun SuzukiÕs in 1967 de eerste drie plekken in de eindstand in de 50cc klasse, voor de Spaanse DerbiÕs van Angel Nieto en Barry Smith. Honda komt dat jaar niet meer met een officieel team aan de start in deze klasse. Datzelfde gebeurt ook bij de achtsteliters, waarmee men zich helemaal wil richten op de drie zwaardere klassen.
Door de afwezigheid van Honda in de 125cc klasse is de weg vrij komen te liggen voor de YamahaÕs van Ivy en Read, die respectievelijk wereldkampioen en vice-wereldkampioen worden. In deze klasse doet dat jaar overigens ook een nieuwe Japanse fabrikant zijn intrede in de GPÕs. Het is het merk Kawasaki, dat in zijn eerste jaar met Dave Simmonds direct al een derde plaats pakt in Finland op het circuit van Imatra met de tweetakt-machine.
Bij de kwartliters wordt het een bikkelhard gevecht tussen de viertakt-HondaÕs van Hailwood en Bryans en de tweetakt-YamahaÕs van Read en Ivy. Het zijn deze vier coureurs, die de overwinningen in deze klasse onder elkaar verdelen. Nadat de slechtste resultaten geschrapt zijn en de zeven beste klasseringen per rijder overblijven, komen zowel Hailwood als Read op 50 punten te staan. Hailwood heeft echter vijf zeges geboekt en Read maar vier, waardoor de titel opnieuw naar Hailwood gaat. Ook in deze klasse maakt Kawasaki dat jaar zijn debuut.
ÔMike the BikeÕ slaagt er dat jaar ook in zijn titel te prolongeren bij de 350ccÕs, opnieuw voor de MV van Agostini.
Dat constant presteren heel belangrijk kan zijn, wordt dat jaar wel bewezen in de koningsklasse. De zes beste resultaten leveren zowel Agostini als Hailwood 46 punten op, waarbij beide coureurs tevens vijf overwinningen op hun naam hebben staan. Ago heeft daarnaast drie tweede plaatsen behaald en Hailwood mocht dat seizoen twee keer op de op n na hoogste trede van het podium gaan staan. Het is dan ook deze ene, niet meetellende voor de stand, tweede plaats van Ago, die hem alsnog de wereldtitel oplevert.
Met ingang van het seizoen 1968 trekken Honda en Suzuki zich terug uit het wereldkampioenschap motorwegrace. Wel krijgt Anscheidt een 50cc Suzuki in priv-beheer, waarmee hij voor het derde jaar op rij de titel pakt in de lichtste klasse.
Read en Ivy domineren in zowel de 125- als de 250cc klasse met hun YamahaÕs. Read wordt dubbelwereldkampioen (waarbij in de 250cc klasse de uiteindelijke racetijd over het gehele seizoen de doorslag moet geven, omdat Read en Ivy evenveel punten, evenveel overwinningen en beide twee tweede plaatsen als overige klasseringen hebben behaald) en Ivy wordt in zijn schaduw in beide klasse vice-wereldkampioen.
In de 350- en 500cc klasse gaat de titel op zeer eenvoudige wijze naar Agostini op de MV. Dave Simmonds vinden we dat jaar overigens ook terug in de eindstand van de 350cc klasse op de Kawasaki met n puntje.
Voor aanvang van het seizoen 1969 wordt door de FIM het reglement op een aantal punten gewijzigd (beperking van het aantal cilinders) om de kleinere merken meer kans te geven tegen de Japanse machines. Als reactie hierop vertrekt Yamaha officieel uit de racerij, wat inhield dat de fabrieksmachines van weleer werden verruild voor serie-afgeleide-YamahaÕs.
In 1969 zijn er geen Japanse fabrieksmachines meer terug te vinden in de 50cc klasse, waarmee de titel naar de Derbi van Nieto gaat.
Bij de achtsteliters wint Kawasaki met Simmonds voor het eerst het kampioenschap, die acht van de elf races op zijn naam weet te schrijven.
In de 250cc klasse raakt Yamaha zijn titel kwijt aan Benelli in de persoon van Kel Carruthers, terwijl Agostini andermaal heerst in de twee zwaarste klassen.
Daarmee komt er een einde aan de jaren Õ60, een decennium waarin de Japanse machines werden geøntroduceerd en vervolgens meteen de macht overnamen. In totaal werden er gedurende deze tien jaar 30 rijderstitels gepakt aan boord van de diverse Japanse machines, waarbij eveneens een indrukwekkend aantal constructeurstitels werd binnengehaald.
Gedurende de jaren Õ70 gaan vervolgens steeds meer Japanse fabrieken zich ook concentreren op de 500cc klasse. Kawasaki verschijnt (na het vertrek van Honda) als eerste aan de start in deze categorie met een groot aantal machines en in 1973 keert Yamaha officieel terug in het GP-circus met echte fabrieksmachines, zo ook in de koningsklasse. Vanaf 1974 verschijnt Suzuki met de RG500 aan de start, die een groot aantal coureurs aan hun successen helpt, onder wie Barry Sheene. In 1975 pakt Agostini ov
erigens voor het eerst de wereldtitel in de 500cc klasse aan boord van een Yamaha, nadat de MV vanaf 1958 de titel ieder jaar nog gewonnen had in deze klasse met Surtees, Hocking, Hailwood, Agostini en Read. Na de titel van Ago in 1975 zijn het tot op dit moment steeds de Japanse machines geweest, die vervolgens ieder jaar zowel de rijders- als de constructeurstitel hebben gepakt bij de Ôzware jongensÕ. Honda keert pas in 1979 weer terug in het wereldkampioenschap 500cc, opnieuw met een viertakt-machine, die geen successen oplevert. In 1982 verschijnt Honda dan ook voor het eerst met een tweetakt-machine aan de start, die wel voor de gewenste resultaten zorgt.
Na de eerste wereldtitel van de Derbi bij de 50ccÕs in 1969 blijven het de Europese machines, die in deze klasse het kampioenschap winnen, waarbij er geen Japanse machines meer aan de start verschijnen, totdat voor deze klasse (in 1984 omgedoopt tot de 80cc klasse) na het seizoen 1989 het doek alweer valt.
Dezelfde tendens valt waar te nemen bij de achtsteliters. Kent Andersson pakt in 1973 en 1974 nog wel de titel in deze klasse op een Yamaha, maar daarna zijn het ook met name de Italiaanse machines, die met het kampioenschap aan de haal gaan. Het duurt tot 1988, voordat Honda zich weer echt gaat bemoeien met de titel bij de 125ccÕs. Sinds de jaren Õ90 moet Honda echter ook de strijd aan binden met de Italiaanse ApriliaÕs, zo ook bij de kwartliters.
In de 250cc klasse gaat de rijderstitel in de jaren 1974 tot en met 1977 nog naar Harley Davidson en Morbidelli, na de Yamaha-successen van Gould, Read, Saarinen en Braun in de jaren daarvoor. Daarna zijn het echter de KawasakiÕs, die een aantal jaren domineren, totdat vanaf 1982 met name de YamahaÕs en later ook de HondaÕs het beeld bij de kwartliters weer gaan bepalen, totdat dus ook de ApriliaÕs zich vanaf de jaren Õ90 in het gevecht zijn gaan mengen.
Bij de 500ccÕs pakte MV Agusta in 1974 zijn laatste rijderstitel, maar in de 350cc klasse was het na het seizoen 1973 al gedaan met de successen. In 1976 gaat de titel nog naar Harley Davidson, maar daarna zijn het met name de KawasakiÕs, die met het kampioenschap aan de haal gaan, totdat deze klasse na het seizoen 1982 van het programma wordt gehaald.
Het was voor de Japanse machines daarmee na hun intrede in de GP’s meteen erop en erover. Al vrij snel volgden Suzuki en Yamaha het voorbeeld van Honda, zij het dat zij de strijd aangingen met tweetakt-machines in tegenstelling tot Honda, waarmee zij samen direct de dominerende rol van de Europese fabrikanten binnen de GP-wereld overnamen. Alleen in de 500cc klasse wist de MV dus nog vele jaren lang de wereldtitel te winnen, waar vervolgens vanaf 1975 de Japanse machines ook gingen heersen.
Tekst: Asse Klein, [email protected]
Bron foto: www.motosclassicas70.com
NB: waar in de tekst gesproken wordt over (wereld)titels en (wereld)kampioenschappen, wordt in eerste instantie de rijderstitel bedoeld, tenzij duidelijk anders vermeld.
Jim Redman (9) op de viertakt-Honda en Phil Read (15) op de tweetakt-Yamaha.