Gedurende zijn carrière slaagde de Duitser Dieter Braun er in twee keer wereldkampioen te worden. In 1970 pakte hij de titel in de 125cc klasse en drie jaar later wist hij deze prestatie te herhalen bij de 250cc’s. Daarbij moest Braun het echter wel stellen zonder officieel fabrieksmateriaal en dat in een periode dat sponsoring en commercie ook een steeds grotere rol gingen spelen in de motorracerij.
Foto: Dieter Braun met zijn 250cc Yamaha op weg naar de wereldtitel in 1973
Braun zien we voor het eerst terug in de eindstand voor het wereldkampioenschap wegrace in 1968. De Duitser is dat jaar actief in de 125cc klasse met een MZ. Met deze machine weet hij zich dat seizoen vijf keer in de punten te rijden, waarbij tweemaal een vierde plaats dat jaar zijn beste klassering is. Daarmee eindigt Braun uiteindelijk op een zevende plaats in de eindstand, zij het op ruime afstand van de fabrieks-Yamaha’s van Phil Read en Bill Ivy die dat jaar gedomineerd hebben bij de 125cc’s.
In 1969 staat Braun opnieuw aan het vertrek bij de 125cc’s. Hij heeft dat jaar in deze klasse de beschikking over een ex-fabrieks-Suzuki uit een vorig jaar, waarmee hij het dat jaar bepaald niet onverdienstelijk doet. Zo pakt hij onder andere drie tweede plaatsen in West-Duitsland, België en Tsjechoslowakije. Tijdens de laatste GP van het seizoen in Joegoslavië is Braun echter het meest succesvol, want op het circuit van Opatija slaagt hij er in zijn eerste GP-overwinning uit zijn carrière te boeken. Braun wordt in 1969 bij de 125cc’s vice-wereldkampioen, maar de afstand tot de man die dat jaar de titel pakt, Dave Simmonds, is wel zeer groot. Simmonds wint dat jaar namelijk maar liefst acht GP’s en hij rijdt zich dat seizoen, door afwezigheid, slechts één keer niet in de punten, terwijl Braun over het gehele jaar slechts tijdens vijf van de elf wedstrijden ook daadwerkelijk punten heeft weten te pakken.
Naast zijn deelname bij de achtsteliters staat Braun in 1969 ook aan het vertrek bij de 250cc’s, waarbij hij wel opnieuw met een MZ in de baan verschijnt. Met deze machine weet hij zich dat jaar vier keer binnen de top 10 te rijden en aan het eind van het seizoen weet hij zich ook nog net binnen de top 10 te scharen in de eindstand voor het wereldkampioenschap 250cc door in deze zelfde eindstand een tiende plek in te nemen.
Het jaar daarop, 1970, staat Braun opnieuw aan de start bij de achtsteliters met een verouderde Suzuki, maar met deze machine is hij dat seizoen wel uiterst succesvol. Braun heeft dat jaar de meeste tegenstand te dulden van de Derbi van Angel Nieto en zowel de Duitser als de Spanjaard weten dat jaar vier GP’s bij de 125cc’s op hun naam te schrijven. Daarnaast weet Braun twee knappe tweede plaatsen te scoren in Oost-Duitsland en in Tsjechoslowakije (en een vierde plaats in Spanje) die uiteindelijk de doorslag zullen geven in de strijd om het kampioenschap. Nieto weet dat jaar naast zijn vier overwinningen slechts één keer een tweede plaats te pakken, waarmee de titel dus naar Braun gaat die daarmee voor de eerste keer in zijn loopbaan wereldkampioen wordt, terwijl Nieto genoegen moet nemen met de tweede plek.
Ook in 1970 staat Braun weer met een MZ aan het vertrek bij de kwartliters. Daarmee pakt hij onder andere een tweetal vierde plaatsen, maar een echte rol van betekenis in de strijd om het kampioenschap weet hij dat jaar in deze categorie nog niet te spelen, want hij eindigt slechts op een veertiende plaats in de eindstand.
Bovendien probeert Dieter het in 1970 tevens bij de 350cc’s. Ook in deze klasse weet hij dat jaar nog geen podiumplaatsen te pakken, maar wel scoort hij een aantal keren punten, waardoor we hem aan het eind van het seizoen binnen deze categorie uiteindelijk terugvinden op een elfde plaats in de eindstand.
In 1971 wacht voor Braun de taak zijn wereldtitel te verdedigen bij de 125cc’s. Dieter zal dat dat jaar proberen te doen aan boord van een Maico. Met deze machine is Braun dat seizoen echter niet opgewassen tegen de Derbi van Nieto en de Suzuki (uit 1967) van Barry Sheene die dat jaar duidelijk hun stempel drukken op het kampioenschap bij de 125cc’s. Braun pakt dat seizoen geen enkele zege en hij strandt uiteindelijk op een vierde plek in de eindstand, ook nog achter de Maico van Börge Jansson, terwijl Nieto in 1971 wel de titel weet te pakken.
Bij de 250cc’s doet Braun het dat jaar bepaald niet onverdienstelijk met zijn Yamaha. Zo slaagt hij er onder andere in vier keer een derde plek te pakken. Gedurende datzelfde seizoen slaagt hij er echter ook in zijn eerste GP bij de kwartliters te winnen, want hij gaat er met de zege vandoor op de Sachsenring in Oost-Duitsland. Ondanks het feit dat Dieter zich in 1971 ook een heel aantal keren niet in de punten weet te rijden bij de 250cc’s is het verschil met de wereldkampioen, Phil Read, niet eens zo enorm groot, omdat de meeste coureurs gedurende het seizoen hun steekjes wel hebben laten vallen. Braun zelf eindigt op een vijfde plek in de eindrangschikking.
Bij de 350cc’s weet Braun dat jaar één tweede plaats te pakken met zijn Yamaha tijdens de GP van Ierland (Ulster) op het circuit van Dundrod, waarmee hij dat jaar opnieuw ook binnen deze categorie wordt opgenomen in de eindstand.
In 1972 probeert Braun het in de 125cc klasse opnieuw aan boord van een Maico. Dat jaar weet Dieter echter geen potten te breken in deze klasse, want hij komt uiteindelijk niet verder dan een achtste plaats in de eindstand in deze categorie, na het dat seizoen ook weer zonder overwinningen te hebben moeten doen in deze klasse.
Bij de 250cc’s begint Braun in 1972 met zijn Maico goed aan het seizoen met een tweede plek tijdens de eerste GP van het seizoen in West-Duitsland op de Nürburgring. Daarna blijven echter ook in deze klasse de goede resultaten voor de Duitser uit, waardoor hij aan het eind van het jaar uiteindelijk ook pas terug te vinden is op een twaalfde plaats in de eindstand.
Braun rijdt in datzelfde 1972 het sterkst in de 350cc klasse met zijn Yamaha. Hij weet geen overwinningen te pakken, maar hij wordt wel vierde in de eindstand. Het verschil met de drie man voor hem in deze zelfde eindstand, Giacomo Agostini, Jarno Saarinen en Renzo Pasolini, is echter wel enorm groot die dat jaar met hun drieën duidelijk het meest constant hebben gepresteerd over het gehele seizoen.
In 1973 laat Braun de 125cc klasse wezen voor wat hij is, wat uiteindelijk zeer positief zal uitpakken voor de Duitser. Datzelfde jaar wordt ook het verbod op reclame-uitingen op de kuip van de diverse motoren opgeheven, alhoewel een groot aantal coureurs in de jaren daarvoor hun kuipen ook al van (meerdere) (kleine) stickers voorzien had.
Allereerst staat Braun dat jaar wel weer aan het vertrek bij de kwartliters, waarbij gedurende het begin van het seizoen één coureur heer en meester is: Jarno Saarinen. De Fin wint met zijn fabrieks-Yamaha de eerste drie GP’s op rij, maar tijdens de vierde race op het circuit van Monza komt er helaas een treurig en vroegtijdig einde aan de wegrace-carrière van één van de grootste talenten die de motorsport ooit heeft voortgebracht. Saarinen raakt namelijk aldaar betrokken bij een dramatisch ongeval in de 250cc-race, waarbij hij en ook Renzo Pasolini het leven moeten laten. Braun zelf heeft tot op dat moment nog weinig laten zien met zijn eigen productie-Yamaha, maar na het terugtrekken van het fabrieksteam van Yamaha, na het noodlottige ongeval op Monza, maakt Braun een sterke tweede helft van het seizoen mee. Hij slaagt er namelijk in de GP’s van Joegoslavië, Nederland, Tsjechoslowakije en Zweden op zijn naam te schrijven en daarnaast pakt hij ook nog een tweede plek in Finland, waarmee uiteindelijk de wereldtitel voor de Duitser dat jaar tevens een feit is; de tweede voor Braun.
Bij de 350cc’s komt Bra
un dat jaar uiteindelijk niet verder dan een achtste plaats in de eindstand. Zijn beste klassering dat seizoen in deze categorie is een tweede plaats met zijn Yamaha tijdens de GP van Joegoslavië.
In 1974 begint Braun erg slecht aan zijn seizoen bij de kwartliters met zijn Yamaha in een poging zijn wereldtitel te prolongeren, want tijdens de eerste vier wedstrijden weet hij namelijk geen punten te pakken. Hij herstelt zich echter tijdens de tweede helft van het seizoen met onder andere een tweede plek in België en vier derde plaatsen tijdens de vier laatste GP’s van het seizoen. Braun wordt daarmee uiteindelijk toch nog vice-wereldkampioen, achter Walter Villa met de Harley Davidson.
Ook bij de 350cc’s wordt Braun dat jaar vice-wereldkampioen en ook in deze klasse moet hij het dat jaar zonder overwinningen doen. Agostini is dat seizoen met de fabrieks-Yamaha net een maatje te groot voor de Duitser, waarmee het Ago is die in 1974 er dus wel met de titel vandoor gaat in de 350cc klasse.
In datzelfde 1974 vinden we Braun tevens voor het eerst terug in de eindstand voor het wereldkampioenschap bij de 500cc’s. Ook in deze klasse staat de Duitser aan het vertrek met een productie-Yamaha, waarmee hij dat jaar een aantal nette resultaten weet neer te zetten. Zo wordt hij onder andere derde tijdens de GP van België en aan het eind van het seizoen kunnen we Braun terugvinden op een zevende plek in de eindstand, zij het op ruime afstand van de MV Agusta’s van Phil Read en Gianfranco Bonera die dat jaar eerste en tweede worden in de eindstand.
Aan het eind van het seizoen 1975 kunnen we Braun terugvinden in de eindstand bij maar liefst vier verschillende klassen.
Allereerst vinden we Dieter dat jaar weer, zij het eenmalig, terug bij de achtsteliters. In deze klasse slaagt hij er dat jaar, als vervanger, met een fabrieks-Morbidelli in de allerlaatste GP van het jaar, die van Joegoslavië, op zijn naam te schrijven en dit enige resultaat zorgt ervoor dat de Duitser alsnog op een elfde plek in de eindstand wordt opgenomen.
Bij de kwartliters draait Braun dat jaar wel weer het volledige seizoen mee met zijn Yamaha en ook in deze klasse weet hij de GP van Joegoslavië op zijn naam te schrijven. Voor Braun betekent dit zijn eerste en tevens enige dubbel-overwinning uit zijn carrière. In de eindstand vinden we Braun in 1975 bij de 250cc’s terug op een derde plek, want hij is over het gehele seizoen uiteindelijk toch niet opgewassen gebleken tegen de Harley Davidsons van Villa en Michel Rougerie die dat jaar respectievelijk wereldkampioen en vice-wereldkampioen worden.
Ook bij de 350cc’s is Braun dat jaar redelijk voorin te vinden in de eindstand. Hij wint dat seizoen in deze categorie de TT van Assen en daarnaast weet hij nog een aantal nette resultaten neer te zetten, waarmee een vierde plaats in de eindstand dat jaar uiteindelijk zijn deel is. Het zijn dat jaar echter de Yamaha’s van Johnny Cecotto en Agostini die in deze zelfde eindstand de plekken één en twee innemen.
Tot slot staat Braun dat jaar ook weer vermeld in de eindstand bij de 500cc’s. Dieter rijdt zich dat seizoen drie keer in de punten, waarbij een vijfde plaats in Zweden zijn beste resultaat blijkt te zijn, waarmee hij dus geen rol van betekenis heeft gespeeld in de strijd om de titel die in 1975 overigens wordt gewonnen door Ago met de fabrieks-Yamaha.
Braun voelt zich gedurende zijn carrière duidelijk thuis in Joegoslavië op het circuit van Opatija. Ook in 1976 weet hij aldaar te winnen door als eerste over de streep te gaan met zijn Yamaha in de 250cc-race. Het betekent voor Dieter alweer zijn zesde overwinning op dit circuit. Uiteindelijk eindigt Braun bij de kwartliters dat seizoen op een zesde plek in de eindstand, terwijl Villa dat jaar voor de derde keer op rij de titel pakt bij de 250cc’s.
Ook bij de 350cc’s begint Braun in 1976 met een Yamaha aan het seizoen, maar nog gedurende datzelfde seizoen maakt hij de overstap naar de renstal van Morbidelli. Met de Morbidelli weet hij onder andere een tweede plaats te pakken tijdens de GP van Finland, maar verder dan een elfde plaats in de eindstand komt de Duitser dat jaar uiteindelijk niet.
Tot slot vinden we Braun in 1976 ook weer terug bij de halveliters, dit keer aan boord van een Suzuki. Echte opmerkelijke resultaten weet hij aan boord van deze machine echter niet neer te zetten gedurende dat seizoen.
Na het seizoen 1976 vinden we Braun niet meer terug als coureur in het wereldkampioenschap wegrace; de man die twee keer wereldkampioen werd op productie-materiaal, waarmee hij het de toppers aan boord van de fabrieks-machines ook vele jaren behoorlijk lastig wist te maken.
Erelijst van Dieter Braun:
14 overwinningen
2 wereldtitels
1968:
125cc: geen overwinningen, 7e in de eindstand
1969:
125cc: één overwinning, 2e in de eindstand
250cc: geen overwinningen, 10e in de eindstand
1970:
125cc: vier overwinningen, 1e in de eindstand
250cc: geen overwinningen, 14e in de eindstand
350cc: geen overwinningen, 11e in de eindstand
1971:
125cc: geen overwinningen, 4e in de eindstand
250cc: één overwinning, 5e in de eindstand
350cc: geen overwinningen, 16e in de eindstand
1972:
125cc: geen overwinningen, 8e in de eindstand
250cc: geen overwinningen, 12e in de eindstand
350cc: geen overwinningen, 4e in de eindstand
1973:
250cc: vier overwinningen, 1e in de eindstand
350cc: geen overwinningen, 8e in de eindstand
1974:
250cc: geen overwinningen, 2e in de eindstand
350cc: geen overwinningen, 2e in de eindstand
500cc: geen overwinningen, 7e in de eindstand
1975:
125cc: één overwinning, 11e in de eindstand
250cc: één overwinning, 3e in de eindstand
350cc: één overwinning, 4e in de eindstand
500cc: geen overwinningen, 13e in de eindstand
1976:
250cc: één overwinning, 6e in de eindstand
350cc: geen overwinningen, 11e in de eindstand
500cc: geen overwinningen, 17e in de eindstand
Bron foto: www2.yamaha-motor.fr