Gedurende de jaren ’70 van de twintigste eeuw werden de startvelden in de twee ‘middengewicht’ klassen van dat moment, de 250- en de 350cc, voor het grootste gedeelte gevuld door Yamaha-rijders. In bepaalde jaren had wel zo’n 90% van de coureurs de beschikking over een machine van deze Japanse fabrikant. Het was Rodney Gould die met zijn wereldtitel bij de kwartliters in 1970 dit Yamaha-tijdperk definitief inluidde.
Het is de renstal van Yamaha die halverwege de jaren ’60 al zeer van zich doet spreken, met name bij de achtsteliters en de kwartliters. In beide klassen weet het met haar coureurs Phil Read en Bill Ivy meerdere wereldtitels te winnen. De beide Britse rijders hebben in die jaren de beschikking over Yamaha’s voorzien van vier cilinders.
Met ingang van het seizoen 1969 kondigt de FIM echter een beperking van het maximale aantal cilinders aan voor de 50- en de 125cc klasse. Zo mogen vanaf dat moment de achtsteliters bijvoorbeeld niet meer dan twee cilinders hebben, waarmee de oude viercilinder 125cc-Yamaha’s dus ook niet langer gebruikt kunnen worden. Tevens geeft de FIM voor aanvang van het seizoen 1969 al aan in de toekomst ook het maximale aantal cilinders in de zwaardere klassen te willen beperken.
De renstal van Yamaha reageert meteen op het door de FIM genomen besluit door zich met ingang van het seizoen 1969 officieel terug te trekken uit het wereldkampioenschap wegrace. Concreet houdt dit in dat de ‘oude’ 250cc-viercilinders alvast verdwijnen, met het oog op de verdere toekomst, en plaats maken voor serie-afgeleide tweecilinder Yamaha’s (TD2), waarvan er in 1968 ook reeds een aantal in de kwartliter-klasse in de baan waren verschenen, terwijl van deze serie-afgeleide machine ook een 350cc-versie (TR2) verschijnt. Bij de 125cc’s zien we in 1969 slechts een enkele Yamaha terug. De Zweed Kent Andersson is het meest succesvol met zijn tweecilinder-125cc gedurende dat seizoen.
Het is de Britse coureur Rodney Gould die in 1968 al één van de coureurs is die als eerste met een tweecilinder Yamaha in de baan verschijnt bij de kwartliters. Met deze machine weet hij dat seizoen een nette vierde plek in de eindrangschikking te scoren, waarbij het dat jaar nog de viercilinder-Yamaha’s van Read en Ivy zijn die respectievelijk wereldkampioen en vice-wereldkampioen worden.
In 1969 staat Gould opnieuw met de tweecilinder Yamaha aan de start bij de 250cc’s. Met deze machine weet hij dat seizoen onder andere drie keer een tweede plaats te pakken en aan het eind van het jaar vinden we hem uiteindelijk terug op een zesde plek in de eindstand als tweede Yamaha-rijder. De titel gaat in 1969 nog naar de Australiër Kelvin Carruthers met zijn Benelli, die dat jaar met deze machine ook de laatste viertakt-250cc-GP-zege uit de geschiedenis weet te scoren. Hij weet daarbij in de eindrangschikking maar net de eerste Yamaha van Andersson voor te blijven, die op zijn beurt genoegen moet nemen met de titel van vice-wereldkampioen.
Met ingang van het seizoen 1970 wordt de beperking tot maximaal twee cilinders in de 250cc klasse definitief doorgevoerd, wat ook inhoudt dat de viertakt-machines voorgoed verdwijnen bij de kwartliters. Gould wordt dat jaar samen met Andersson ingelijfd binnen het nieuwe Yamaha-fabrieksteam (Team Yamaha Motor NV), waarbij zij de beschikking krijgen over de experimentele TD2B in de kwartliter-klasse (bij de 350cc’s de TR2B).
Het kampioenschap bij de 250cc’s wordt dat jaar volledig gedomineerd door de Yamaha’s. Van de 49 coureurs die dat jaar punten weet te scoren, rijden er maar liefst 41 op een Yamaha. Daarbij is er een centrale rol voor Gould weggelegd. Van de twaalf races die het kampioenschap dat jaar telt, weet hij er zes te winnen. Daarnaast wordt hij ook nog twee keer tweede en één keer derde, waarmee hij uiteindelijk op een zeer overtuigende manier de nieuwe kwartliter-wereldkampioen wordt. Carruthers, die dat jaar ook is overgestapt op een Yamaha, moet ditmaal genoegen nemen met het vice-wereldkampioenschap, terwijl Gould’s teamgenoot Andersson derde wordt in de eindstand.
Ook in 1971 is het een Yamaha-coureur die er met de titel vandoor gaat bij de 250cc’s. Ditmaal is het Read die met de tweecilinder kampioen weet te worden. Gould komt net tekort voor de titel en wordt dat jaar vice-wereldkampioen. Ook dat jaar bestaat het startveld weer voor het grootste gedeelte uit Yamaha’s.
In 1972 is het vervolgens ‘de Vliegende Fin’ Jarno Saarinen die met de Yamaha de wereldtitel weet te pakken in de 250cc klasse, terwijl Gould dat jaar derde wordt in de eindstand. Het is deze zelfde Gould die aan het eind van dat seizoen een punt zet achter zijn actieve wegracecarrière om vervolgens met ingang van het seizoen 1973 aan het werk te gaan binnen de staf van het team van Yamaha dat vanaf dat jaar weer met een officieel fabrieksteam aan de start verschijnt met als rijders Saarinen en de Japanner Hideo Kanaya.
Het is Saarinen die tijdens de vierde GP van het seizoen 1973 op het circuit van Monza, na de eerste drie 250cc-races zeer overtuigend te hebben gewonnen, samen met de Italiaan Renzo Pasolini dodelijk verongelukt bij een massale valpartij. Het fabrieksteam besluit zich vervolgens terug te trekken uit het wereldkampioenschap, waarbij het haar machines nalaat aan het Finse Arwidson Yamaha-team met als rijder Teuvo Länsivuori. Het is uiteindelijk de Duitser Dieter Braun die dat jaar met zijn Yamaha de wereldtitel weet te winnen bij de 250cc’s.
Nog vele jaren daarna zouden de Yamaha’s voor het grootste gedeelte het startveld vullen bij zowel de 250- als de 350cc’s. Overigens was het ook Gould die van 1969 tot en met 1972 met een Yamaha bij de 350cc’s reed, maar tot overwinningen zou het daarbij voor de Brit nooit komen.
In de periode 1974 tot en met 1979 worden er nog wereldtitels bij de 350cc’s in de wacht gesleept voor Yamaha door Giacomo Agostini (1974), Johnny Cecotto (1975) en Takazumi Katayama (1977, dat jaar voor het grootste gedeelte rijdend op een driecilinder-Yamaha), maar het zijn in die periode wel de Harley Davidson van Walter Villa (1974-1976) en de Kawasaki van Kork Ballington (1978-1979) die er met de meeste titels vandoor gaan bij de 250- en de 350cc’s.
Het waren dus de Yamaha’s die gedurende de jaren ’70 de startvelden voor het grootste gedeelte vulden binnen de 250- en de 350cc klasse, aanvankelijk met de TD2(B)/TR2(B)-versie en later met de TZ-versie. Veel coureurs boorden hun 350cc- Yamaha’s daarbij overigens op tot 352- of 354cc-machines om ook deel te mogen nemen bij de halveliters, naast onder andere de viercilinder fabrieks-Yamaha die zijn intrede deed bij de 500cc’s in 1973.
Met de tweecilinder-250- en 350cc’s werden uiteindelijk dus meerdere wereldtitels in de wacht gesleept, waarbij het Gould was die als eerste succesvol was door in 1970 de 250cc-wereldtitel te pakken met deze Yamaha. Hij legde daarmee het fundament voor het succesverhaal van de tweecilinder-machines van Yamaha.
Erelijst van Rodney Gould:
10 overwinningen
1 wereldtitel
1967:
500cc: geen overwinningen, 19e in de eindstand
1968:
250cc: geen overwinningen, 4e in de eindstand
500cc: geen overwinningen, 24e in de eindstand
1969:
250cc: geen overwinningen, 6e in de eindstand
350cc: geen overwinningen, 5e in de eindstand
1970:
250cc: zes overwinningen, 1e in de eindstand
350cc: geen overwinningen, 6e in de eindstand
1971:
125cc: geen overwinningen, 24e in de eindstand
250cc: twee overwinningen, 2e in de eindstand
350cc: geen overwinningen, 13e in de eindstand
1972:
250cc: twee overwinningen, 3e in de eindstand
350cc: geen overwinningen, 26e in de eindstand
500cc: geen overwinningen, 4e in de eindstand
Bron foto: www.kakeh.com/imatra