Gedurende de jaren ’70 van de twintigste eeuw begonnen langzaam-aan steeds meer Amerikaanse coureurs de overstap te maken naar Europa om deel te nemen aan het wereldkampioenschap wegrace. Één van hen was Kenny Roberts die in 1978 de wegracewereld schokte door als eerste coureur van Amerikaanse bodem een wereldtitel te pakken.
Foto: Kenny Roberts op weg naar zijn tweede wereldtitel in 1979.
Gedurende de jaren ’50 en ’60 van de twintigste eeuw waren het vooral de Europeanen die het beeld bepaalden in het wereldkampioenschap wegrace. Halverwege de jaren ’70 begon daar dus langzaam verandering in te komen, terwijl op dat moment (bijna) alle GP’s nog op het Europese continent verreden werden.
Kenny Roberts maakt zijn debuut in het wereldkampioenschap in 1974 en wel tijdens de Dutch TT van dat jaar op uitnodiging van de renstal van Yamaha. In de Verenigde Staten heeft hij dan al menige titel gepakt. Eerder dat jaar heeft hij het ook al twee keer tegen een aantal vaste coureurs uit het wereldkampioenschap opgenomen tijdens de Daytona 200 en de Imola 200. Gedurende beide races krijgt de Amerikaanse kampioen echter klop van de meervoudig-wereldkampioen Giacomo Agostini.
Tijdens de Dutch TT van 1974 verschijnt Roberts aan de start van de 250cc klasse aan boord dus van een Yamaha in de vertrouwde geel/zwarte kleuren van Yamaha USA. Zijn bedoeling in Assen is om de Europese jongens eens even te laten zien wat motorracen nu echt is. Gedurende de race zit Roberts goed van voren, maar hij komt ten val. Desondanks weet hij toch nog als derde de streep te passeren, achter Walter Villa en Bruno Kneubühler.
Vervolgens duurt het een poosje voordat we Roberts weer terug zien aan de start van het wereldkampioenschap. Pas in 1978 maakt hij zijn rentree in de GP’s. Vanaf dat moment wordt hij echter wel een vaste waarde hierin. In de tussentijd is Roberts’ landgenoot Pat Hennen (3e in de eindstand voor het WK 500cc in 1976 en 1977) er in 1976 in geslaagd als eerste Amerikaan een GP op zijn naam te schrijven door dat jaar de 500cc-race tijdens de GP van Finland op het circuit van Imatra te winnen. Daarnaast wordt een derde Amerikaan, Steve Baker, knap vice-wereldkampioen bij de 500cc’s in 1977.
Roberts zelf wil in 1978 een poging doen zowel de titel bij de kwartliters- als bij de halveliters te winnen. Mocht hem dit lukken, dan wordt hij de eerste coureur in de geschiedenis van het wereldkampioenschap die in één jaar zowel de 250- als de 500cc-titel weet te pakken. In beide klassen krijgt hij daarbij de beschikking over het allerbeste fabrieksmateriaal van de renstal van Yamaha; het merk dat hij tot aan het eind van zijn carrière trouw zal blijven.
Bij de 250cc’s kent Roberts dat jaar een zeer sterke start van het seizoen. De openingsronde in Venezuela weet hij direct te winnen, waarmee zijn eerste GP-zege een feit is. Tijdens de tweede en de derde GP, respectievelijk in Spanje en Frankrijk, wordt hij beide keren tweede. Tijdens de vierde race van het seizoen in Italië scoort Roberts geen punten, maar tijdens de daaropvolgende wedstrijd in Assen weet hij opnieuw te winnen, waarmee hij op dat moment ook aan de leiding gaat in de tussenstand voor het kampioenschap. In België komt Roberts echter opnieuw niet tot scoren toe. Vervolgens staat de GP van Zweden op het programma. Tijdens de trainingen voor de 500cc op het circuit van Karlskoga komt Roberts echter ten val, waarmee hij per direct besluit de 250cc klasse te laten zijn voor wat hij is om zich gedurende de rest van het seizoen geheel op de 500cc klasse te kunnen concentreren. Daarmee doet Roberts afstand van zijn aspiratie in beide klassen de titel te pakken. Daardoor zijn het aan het eind van het seizoen ook de Kawasaki-coureurs Kork Ballington en Gregg Hansford die met een ruime voorsprong op de concurrentie respectievelijk wereldkampioen en vice-wereldkampioen worden. Roberts strandt uiteindelijk op een vierde plek in deze zelfde eindstand.
Naast Roberts beschikken in de 500cc klasse Johnny Cecotto en Takazumi Katayama in 1978 ook over officieel fabrieksmateriaal van Yamaha en daarbij zullen zij het met name op moeten nemen tegen de fabrieks-Suzuki’s van Barry Sheene (wereldkampioen in 1976 en 1977) en Pat Hennen en later tegen die van Wil Hartog. De Nederlander krijgt vanaf de Dutch TT namelijk de beschikking over de fabrieksfiets van Hennen. De Amerikaan is tijdens de TT-races op het eiland Man, even voorafgaand aan de Dutch TT, zwaar ten val gekomen, waarbij hij voor enkele weken in coma raakt. Hennen zou uiteindelijk redelijk herstellen van zijn zware hoofdletsel, maar zijn actieve wegracecarrière was helaas wel definitief tot een einde gekomen.
Roberts zelf kent bij de halveliters in 1978 een slechte start van het seizoen door een nul-score tijdens de eerste wedstrijd in Venezuela. Tijdens de daaropvolgende zes wedstrijden doet hij het echter voortreffelijk met drie overwinningen en drie tweede plaatsen. Later dat jaar wint hij nog de GP van Groot Brittannië en met een derde plek tijdens de laatste race van het seizoen in West-Duitsland weet hij de titel zeker te stellen. Met dat laatste ‘schokt’ Roberts de GP-wereld. Hij pakt namelijk niet alleen direct in zijn eerste volledige GP-seizoen al de wereldtitel, maar hij wordt tevens de eerste Amerikaanse wereldkampioen uit de geschiedenis waarmee hij bewezen heeft de Europeanen te kunnen verslaan, want Sheene moet dat jaar genoegen nemen met de titel van vice-wereldkampioen. Cecotto wordt overigens derde in de eindrangschikking en Katayama vijfde.
In 1979 concentreert Roberts zich direct vanaf het begin van het seizoen enkel en alleen op de 500cc klasse. Daarbij krijgt de Yamaha-coureur opnieuw de meeste tegenstand te duchten van de fabrieks-Suzuki’s, ditmaal in de personen van Virginio Ferrari (Team Nava-Olio Fiat), Sheene (Team Texaco Heron) en Hartog (Riemersma Racing).
Gedurende het seizoen blijkt Roberts echter de meest constante factor, met onder andere vijf overwinningen, daar waar de concurrentie nog wel eens een steekje wil laten vallen. Daardoor slaagt Roberts, zij het wel tijdens de laatste GP van het seizoen, erin zijn 500cc-titel te prolongeren. De diverse Suzuki-coureurs moeten het daar jaar stellen met de plekken twee tot en met tien in de eindstand, waaruit wel blijkt dat Roberts dat jaar de enige Yamaha-coureur is geweest die het echt goed gedaan heeft. De twee andere fabrieks-Yamaha’s van Christian Sarron en Johnny Cecotto vinden we namelijk pas terug op respectievelijk een elfde en een twintigste plaats in de eindrangschikking.
Roberts beschikt in 1980 als enige coureur over een officiële fabrieksmachine van Yamaha bij de halveliters, terwijl het kampioenschap dat jaar slechts acht races telt. Tijdens deze acht races moet hij het natuurlijk weer opnemen tegen een heel legertje fabrieks-Suzuki’s, in het bijzonder tegen de nieuwe Amerikaan Randy Mamola (Team Texaco Heron) en de Italiaan Marco Lucchinelli (Team Nava-Olio Fiat). Voor de derde keer op rij blijkt Roberts echter weer de beste coureur te zijn gedurende het seizoen, waarmee zijn derde wereldtitel op rij een feit is.
In 1981 verschijnt Roberts voor het eerst niet meer in de geel/zwarte kleuren van Yamaha USA. Dat jaar verschijnt hij namelijk in de officiële Japanse Yamaha-kleuren rood en wit. Tevens krijgt hij daarbij voor de eerste keer een echte teamgenoot en wel in de persoon van zijn voormalige grootste Suzuki-concurrent Barry Sheene.
Beide Yamaha-rijders moeten dat jaar echter het onderspit delven ten opzichte van de Suzuki’s van Lucchinelli en Mamola. Er staat in 1981 namelijk geen
maat op Lucchinelli, die met onder andere vijf overwinningen de titel pakt, terwijl Roberts genoegen moet nemen met slechts een derde plek in de eindstand, nog wel net vóór teamgenoot Sheene die vierde wordt. Na drie jaar achter elkaar Roberts als wereldkampioen te hebben gehad, is daarmee de wereldtitel bij de halveliters weer teruggebracht naar het Europese kamp.
Het jaar daarop, 1982, rijdt Roberts weer in zijn eentje onder de naam van de Yamaha-fabriek, maar dat seizoen is er ook opnieuw een fabrieks-Yamaha weggelegd voor Sheene (Mitsui-JPS), één voor Graeme Crosby (Marlboro Team Agostini) en één voor Marc Fontan (Team Sonauto Gauloises). Naast de fabrieks-Suzuki’s van Franco Uncini (Gallina Team Suzuki) en Randy Mamola (Team HB Suzuki) moet Roberts het vanaf dat jaar ook serieus opnemen tegen de renstal van Honda dat in 1982 voor het eerst in de baan verschijnt met de tweetakt-Honda NS500 die dat seizoen bemand wordt door regerend-wereldkampioen Lucchinelli, Katayama en de nieuwe ‘coming-man’, en tevens uit de Verenigde Staten, Freddie Spencer.
Roberts begint het seizoen zeer voortvarend met een overwinning tijdens de eerste race in Argentinië. Ook de vierde GP van het seizoen in Spanje weet hij te winnen. Later dat seizoen komt hij echter ten val tijdens de GP van Groot Brittannië op het het circuit van Silverstone. Daardoor mist Roberts ook het laatste gedeelte van het seizoen en zijn zijn kansen op de wereldtitel verkeken. Die gaat namelijk naar Uncini, in de jaren daarvoor ook al erg sterk rijdend door met zijn (toen nog) productie-Suzuki zich meerdere malen te nestelen tussen de fabrieksmachines in de eindstand voor het WK 500cc, die daarmee de titel opnieuw voor de Europeanen in de wacht weet te slepen.
Roberts besluit in 1983 dat hij gaat beginnen aan zijn laatste wegraceseizoen en hij zou dat jaar niks liever als wereldkampioen willen afsluiten. Met de Yamaha van Yamaha Marlboro Racing, met zijn landgenoot Eddie Lawson als teamgenoot, zal hij alles op alles zetten om er nog één keer met de wereldtitel vandoor te gaan. Naast het feit dat het zijn laatste seizoen wordt, blijkt het uiteindelijk ook het meest spannende seizoen uit zijn carrière te worden.
De strijd om de titel gaat dat jaar slechts tussen twee coureurs: Roberts met de Yamaha en Spencer aan boord van de Honda. Beide heren doen gedurende het gehele seizoen niks voor elkaar onder, waardoor de uiteindelijke beslissing in het kampioenschap pas valt tijdens de allerlaatste race van het jaar in San Marino op het circuit van Imola. Spencer begint aan de race met een voorsprong van vijf punten, waarmee hij genoeg heeft aan een tweede plaats in het geval Roberts de race mocht winnen. Dat laatste gebeurt ook, want Roberts wint inderdaad op Imola, maar Spencer rijdt een bekeken wedstrijd en pakt met een tweede plaats in diezelfde race de wereldtitel. Het verschil aan het eind van het seizoen tussen beide heren bedraagt uiteindelijk slechts twee punten. Daarnaast hebben zowel Spencer als Roberts dat jaar zes GP’s gewonnen, waarmee geen enkele andere coureur er in 1983 in is geslaagd een GP-overwinning bij de halveliters te boeken.
In de eindstand van de 500cc klasse van 1983 vinden we naast twee Amerikanen op de eerste twee plaatsen, in de vorm van Spencer en Roberts, ook op de plekken drie en vier twee Amerikaanse rijders terug in de personen van Mamola en Lawson. De eerste coureur van Europese bodem, Fontan, treffen we dat jaar pas op een zesde plek in de eindrangschikking aan (Katayama zit er nog tussen op een vijfde plaats), waarmee de Amerikanen dat seizoen duidelijk gedomineerd hebben bij de halveliters; iets wat ze nog menig jaar zouden blijven doen.
Na het seizoen 1983 zet Roberts dus een punt achter zijn actieve wegracecarrière, maar hij neemt niet echt afscheid van de GP-wereld. In 1984 keert hij namelijk al terug als teambaas van zijn eigen 250cc-team. Twee jaar later, 1986, verschijnt hij voor het eerst in de 500cc klasse met zijn eigen team, waar hij tot op de dag van vandaag (MotoGP) nog steeds in is vertegenwoordigd. Zo is het Wayne Rainey die in 1990, 1991 en 1992 de wereldtitel als rijder van het team van Roberts weet te pakken.
Roberts werd dus de eerste Amerikaanse wereldkampioen in het wereldkampioenschap wegrace. In navolging van Roberts gingen daarna steeds meer landgenoten van hem (Mamola, Spencer, Lawson, Rainey, Baldwin, Schwantz Kocinski, enzovoort) deelnemen aan de GP’s, waarbij zij uiteindelijk, samen met een aantal Australische coureurs, lange tijd de meest belangrijke factor zouden vormen in de Koningsklasse van de mondiale wegracerij; een trend waarbij Roberts tot de belangrijkste grondleggers behoorde.
Erelijst van Kenny Roberts:
24 overwinningen
3 wereldtitels
1974:
250cc: geen overwinningen, 19e in de eindstand
1978:
250cc: twee overwinningen, 4e in de eindstand
500cc: vier overwinningen, 1e in de eindstand
1979:
500cc: vijf overwinningen, 1e in de eindstand
1980:
500cc: drie overwinningen, 1e in de eindstand
1981:
500cc: twee overwinningen, 3e in de eindstand
1982:
500cc: twee overwinningen, 4e in de eindstand
1983:
500cc: zes overwinningen, 2e in de eindstand