Door de jaren heen hebben verschillende Duitse combinaties hun stempel weten te drukken op het wereldkampioenschap in de Zijspanklasse door een grote hoeveelheid titels binnen te slepen met hun driewielers. Het meest succesvol daarbij was Klaus Enders die, voor het grootste gedeelte samen rijdend met bakkenist Ralf Engelhardt, gedurende eind jaren '60 en begin jaren '70 maar liefst zes kampioenschappen op zijn naam wist te schrijven.
Gedurende de eerste jaren van het wereldkampioenschap (1949-1953) is het nog de Brit Eric Oliver die, met verschillende bakkenisten, vier van de eerste vijf wereldkampioenschappen op zijn naam weet te schrijven. Oliver verschijnt in die periode met een Norton aan de start; een gewone tweewieler-Norton voorzien van een ‘bak' ernaast. Het is deze zelfde Norton die de eerste vijf jaren de wereldtitel pakt bij de Zijspannen, met naast de vier zege's van Oliver ook de titel van de Britse combinatie Cyril Smith en Bob Clements in 1952.
Wilhelm Noll en Fritz Cron slagen er vervolgens in 1954 als eerste Duitse combinatie in de titel bij de Zijspannen te pakken met een BMW. Deze zege betekent het begin van een langdurende zegereeks voor BMW bij de driewielers die voort zal blijven duren, zij het met twee onderbrekingen in 1968 en 1971, tot en met 1974. Het merendeel van de titels zal daarbij ook binnengehaald worden door Duitse combinaties.
Zo zijn het in 1955 Willi Faust en Karl Remmert die de titel weten te pakken, terwijl Noll en Cron in 1956 hun prestatie van twee jaar daarvóór weten te evenaren door dat seizoen opnieuw de titel te pakken. Fritz Hillebrand en Manfred Grünwald pakken vervolgens de titel in 1957.
In de jaren 1958 en 1959 zijn het Walter Schneider en Hans Strauss die gedurende beide seizoenen wereldkampioen weten te worden. In 1960 worden zij opgevolgd door hun landgenoten Helmut Fath en Alfred Wohlgemuth.
Vanaf 1961 breekt het tijdperk van Max Deubel en Emil Hörner aan. Zowel in 1961, 1962, 1963 als 1964 slagen zij er in de titel binnen te halen. Daarmee weten zij de prestatie van Eric Oliver te evenaren door ook vier wereldtitels te winnen.
In het seizoen 1965 zien we voor het eerst na de titel van Oliver en Dibben in 1953 weer eens een niet-Duitse combinatie wereldkampioen worden. Dat jaar is het namelijk de Zwitsers/Britse combinatie van Fritz Scheidegger en John Robinson die duidelijk een maatje te groot zijn voor de concurrentie en die er met de titel vandoor gaan. Daarbij maken echter ook zij wel gebruik van een BMW-zijspan (in die jaren verschijnt overigens het grootste gedeelte van het startveld aan de start met een span voorzien van een BMW-motor).
Dan breekt het seizoen 1966 aan en dat jaar zien we ook voor het eerst de naam van Klaus Enders terug in de eindstand van het wereldkampioenschap bij de Zijspannen, natuurlijk ook met een BMW-zijspan. Inmiddels heeft de zogenaamde ‘kneeler' ook zijn intrede gedaan. Bij deze machine zit de berijder ervan niet langer echt op de motor, maar bestuurt hij het span door op zijn knieën achter het stuur te ‘zitten'.
Enders begint het seizoen aanvankelijk met Reinhold Mannischef als bakkenist, maar met hem slaagt Enders er gedurende de eerste drie races van het seizoen niet in punten te pakken. Tijdens de twee laatste races van het jaar verschijnt Enders echter met Ralf Engelhardt in de bak en met hem slaagt Enders er in zowel in België als tijdens de TT op het eiland Man vierde te worden. Deze twee resultaten blijken aan het eind van het seizoen uiteindelijk goed te zijn voor een vijfde plek in de eindstand. De titel gaat dat jaar opnieuw naar Scheidegger en Robinson die in 1966 alle vijf de races meetellend voor het wereldkampioenschap hebben weten te winnen.
In 1967 staat Enders gedurende het gehele seizoen met Engelhardt in de bak van het BMW-zijspan aan de start. Dat jaar telt het wereldkampioenschap voor de Zijspannen acht wedstrijden en voor Enders/Engelhardt wordt het een uiterst succesvol seizoen.
Gedurende de eerste Grand Prix van het jaar in Spanje moeten Enders en Engelhardt de zege nog laten aan hun landgenoten Auerbacher en Dein, maar de tweede GP, hun thuisrace op het circuit van Hockenheim, weten ze te winnen, waarmee hun eerste GP-zege een feit is. Vervolgens weten ze ook de derde race in Frankrijk op hun naam te schrijven. Tijdens de TT op het eiland Man weten ze opnieuw tweede te worden om daarna achtereenvolgens de GP's van Nederland, België en Finland alle drie te winnen. Gedurende de laatste race van het seizoen in Italië weten ze ten slotte geen punten te pakken, maar dat maakt verder niet veel uit, want met hun klinkende resultaten tijdens de eerdere GP's van dat seizoen hebben ze de wereldtitel reeds zeker weten te stellen, waarbij zij dat jaar uiteindelijk duidelijk een maatje te groot blijken te zijn geweest voor hun concurrenten.
Gedurende het seizoen 1968 is het voor Enders en Engelhardt zaak hun wereldtitel te prolongeren, maar voor de Duitsers wordt het een nogal teleurstellend seizoen. Tijdens de zes GP's die dat jaar door de Zijspannen verreden worden, komen Enders en Engelhardt namelijk niet verder dan twee keer een tweede plaats, wat hen uiteindelijk slechts een zesde plek in de eindstand oplevert. Daarbij gaat de titel dat jaar, voor de eerste keer na de winst van Oliver en Dibben in 1953 met hun Norton, weer eens naar een niet-BMW-combinatie. Het is in 1968 namelijk Fath, ditmaal met bakkenist Wolfgang Kalauch, die zijn tweede wereldtitel weet binnen te halen. Hij doet dat met een eigengebouwde URS, waarmee hij de hele armada van BMW's weet voor te blijven. De titel is daarmee echter dus wel in handen van de Duitsers gebleven in 1968.
Na een teleurstellend seizoen daarvóór slaan Enders en Engelhardt in 1969 bikkelhard terug. Ze hebben het dat jaar voornamelijk aan de stok met de URS van Fath en Kalauch die drie GP's weten te winnen. Enders en Engelhardt weten echter vier races te winnen en tevens worden ze nog één keer tweede, waarmee zij hun titel dat jaar weten te heroveren.
In 1970 staat Enders aanvankelijk met de voormalige bakkenist van Fath, die na 1969 een punt achter zijn actieve wegracecarrière heeft gezet, aan de start; Kalauch. Met Kalauch weet hij zowel in Frankrijk als in Groot Brittannië te winnen. Zo rond halverwege het seizoen verschijnt Enders echter weer met zijn oude vertrouwde bakkenist Engelhardt aan de start. Met hem slaagt Enders er in de laatste drie GP's van het seizoen op zijn naam te schrijven, waarmee hij aan het eind van het seizoen uiteindelijk op een totaal van vijf zege's komt. Deze zege's zijn voor Enders genoeg om in 1970 zijn titel te prolongeren.
Gedurende het seizoen 1971 vinden we Enders niet terug in het wereldkampioenschap voor de Zijspannen. Het is dat jaar de Duitser Horst Owesle die met zijn Münch-URS de titel pakt.
In 1972 zijn Enders en Engelhardt echter weer volledig van de partij. Voor de Duitse combinatie begint het seizoen enigszins moeilijk met drie nul-scores uit de eerste vier wedstrijden. Die ene andere wedstrijd (in Oostenrijk) weten ze daarbij overigens wel te winnen. Tijdens de tweede helft van het seizoen gaat het echter een stuk beter voor de beide Duitsers. Van de laatste vier GP's weten ze er namelijk drie te winnen en tijdens de desbetreffende andere GP worden ze tweede. Met deze resultaten tezamen is de vierde wereldtitel voor Enders en Engelhardt in 1972 dan ook een feit. Daarbij hebben ze over het gehele seizoen overigens niet de meeste punten bij elkaar gereden, want die eer gaat naar hun landgenoot Siegfried Schauzu die op dat moment met Kalauch in de baan verschijnt. Zij rijden dat jaar in totaal 80 punten bij elkaar tegen 72 punten voor Enders en Engelhardt. Door het hanteren van de welbekende schrapresultaten zijn het echter dus laatstgenoemden die de titel veroveren dat jaar.
Opnieuw wacht Enders en Engelhardt in 1973 dus de taak om hun wereldtitel te prolongeren; iets waar ze dat jaar weer op een formidabele manier in slagen. De eerste zeven GP's van dat jaar weten ze namelijk allemaal op hun naam te schrijven. Alleen tijdens de laatste race van het jaar in Finland pakken ze door afwezigheid geen punten. Desondanks is het verschil met de concurrentie aan het eind van het seizoen in de eindrangschikking enorm te noemen. De vijfde titel voor Enders en Engelhardt is daarmee een feit
geworden.
Tijdens het seizoen 1974 hebben Enders en Engelhardt behoorlijk wat meer concurrentie te duchten dan het jaar daarvóór. De meeste tegenstand krijgen ze daarbij van de combinaties van hun landgenoten Schwärzel/Kleis en Schauzu/Kalauch. Alle drie de spannen slagen er dat jaar in twee GP's te winnen en daarnaast worden er door de drie duo's ook heel wat tweede en derde plaatsen in de wacht gesleept. Aan het eind van het seizoen hebben de combinaties van Schwärzel/Kleis en Schauzu/Kalauch beide 70 punten bij elkaar gereden, terwijl Enders en Engelhardt slechts 66 punten hebben gescoord. Dat jaar wordt er echter ook weer gebruik gemaakt van schrapresultaten, waardoor uiteindelijk slechts de vijf beste resultaten per duo zullen meetellen voor de stand om het kampioenschap. Daarbij werken deze schrapresultaten andermaal in het voordeel van Enders en Engelhardt. Naast hun twee zege's hebben zij ook drie tweede plaatsen bij elkaar weten te rijden, terwijl de combinatie van Schwärzel/Kleis door de schrapresultaten blijft steken op twee tweede plaatsen en één derde plaats naast hun twee zege's en de combinatie van Schauzu/Kalauch op drie derde plaatsen naast hun twee overwinningen. De eindstand komt er daarmee uiteindelijk uit te zien dat Enders en Engelhardt hun zesde wereldtitel winnen met 66 punten, vóór Schwärzel/Kleis met 64 punten en Schauzu/Kalauch met 60 punten.
Vanaf het seizoen 1975 zijn Enders en Engelhardt niet langer meer vertegenwoordigd in het wereldkampioenschap Zijspannen. Aan het eind van het vorige seizoen hebben zij hun helmen namelijk aan de wilgen gehangen. Toch is het in 1975 weer een Duitse combinatie die er met de titel vandoor gaat. Dat jaar zijn het namelijk Rolf Steinhausen en Josef Huber die met hun Busch-König kampioen worden; een prestatie die zij in 1976 weten te evenaren.
In 1982 zijn het vervolgens Werner Schwärzel en Andreas Huber die met hun Seymaz-Yamaha de titel pakken. Zij zijn daarmee tot op heden de laatste Duitse combinatie die wereldkampioen wist te worden bij de Zijspannen. In de jaren daarna waren het namelijk onder andere de Zwitserse combinatie van Rolf Biland/Kurt Waltisperg, onze eigen Egbert Streuer/Bernard Schnieders en het Britse span van Steve Webster (met verschillende bakkenisten) die meerdere wereldtitels in de wacht wisten te slepen, waarbij de inbreng en de rol van betekenis van de Duitse spannen ook een stuk minder was geworden in vergelijking met voorgaande decennia.
Gedurende de jaren '50, '60 en de eerste helft van de jaren '70 waren het dus met name de Duitse combinaties die het beeld in bepaalden in het wereldkampioenschap bij de Zijspannen. Naast het feit dat zij in die periode vele titels binnen wisten te halen, meestal aan boord van een BMW-zijspan, vulden zij ook voor een behoorlijk groot gedeelte het startveld bij de driewielers, waarbij zij meteen goed vertegenwoordigd waren in de top 10 van de eindstand tijdens die jaren (soms wel met acht of negen spannen bij de beste tien!). Het meest succesvol daarbij was dus Klaus Enders die met Ralf Engelhardt maar liefst zes keer met de titel aan de haal ging; een prestatie van formaat!
Erelijst van Klaus Enders:
27 overwinningen
6 wereldtitels
1966:
Zijspannen: geen overwinningen, 5e in de eindstand
1967:
Zijspannen: vijf overwinningen, 1e in de eindstand
1968:
Zijspannen: geen overwinningen, 6e in de eindstand
1969:
Zijspannen: vier overwinningen, 1e in de eindstand
1970:
Zijspannen: vijf overwinningen, 1e in de eindstand
1972:
Zijspannen: vier overwinningen, 1e in de eindstand
1973:
Zijspannen: zeven overwinningen, 1e in de eindstand
1974:
Zijspannen: twee overwinningen, 1e in de eindstand
Bron foto: www.kakeh.com/imatra