Nederlanders zijn een klasse apart op lichte machientjes

315

De grootste successen voor Nederland zijn door de jaren heen duidelijk geboekt in de kleinste klasse; de 50cc klasse. Het was rond deze periode, eind jaren Õ60/begin jaren Õ70, dat de Nederlanders sterk vertegenwoordigd waren in de top 10 van de eindstand bij deze lichtste categorie. Centraal hierbij staan de drie wereldtitels van Jan de Vries (1971/1973) en Henk van Kessel (1974), toen de coureurs uit het buitenland het ook behoorlijk lastig hadden, vanwege de Nederlandse suprematie (in totaal 37 overwinningen/94 podiumplaatsen) uit die jaren.

In 1962 doet de 50cc klasse zijn intrede in het wereldkampioenschap en direct in dat eerste jaar wordt er door een Nederlandse coureur al een aantal grote successen geboekt. Het is Jan Huberts, die voor dat seizoen een plekje heeft verworven bij het fabrieksteam van het Duitse Kreidler, naast een man als Hans Georg Anscheidt. Dat seizoen wint Huberts maar liefst twee GPÕs; die van Frankrijk en die van Oost-Duitsland, waarmee hij de eerste offici‘le Nederlandse GP-winnaar ooit wordt. Bovendien komt Huberts ook in Assen en in Itali‘ op het podium terecht met respectievelijk een tweede en een derde plek. Uiteindelijk eindigt Huberts op een vierde plek in de eindstand, achter Ernst Degner (de eerste 50cc wereldkampioen uit de geschiedenis op zijn Suzuki), teamgenoot Anscheidt en Luigi Taveri (Honda). Voor Nederland is dit de eerste echte prestatie van formaat na de invoering van het wereldkampioenschap in 1949.







In de daaropvolgende jaren is het een tijdje vrij rustig rondom de Nederlanders in de 50cc klasse. Tot aan het seizoen 1968 worden er geen podiumplaatsen meer gepakt en men moet het in die jaren voornamelijk doen met een aantal top 6-klasseringen van Cees van Dongen aan boord van zijn Kreidler. Het seizoen 1967 geldt echter als een bepaalde voorbode. Dat jaar vinden we namelijk voor het eerst Aalt Toersen (Kreidler, 12e) en Paul Lodewijkx (op de Nederlandse Jamathi, 18e) terug in de eindstand van het wereldkampioenschap 50cc; mannen die in de jaren daarna van zeer grote waarde zullen blijken te zijn voor de Nederlandse motorsport.

Het seizoen 1968 vormt het eerste jaar van een Nederlandse glorieperiode in de Ôborrelglas-klasseÕ, die pas in 1975 min of meer tot een einde komt. Aan het einde van datzelfde seizoen 1968 zijn maar liefst zes Nederlandse coureurs terug te vinden in de definitieve eindstand. Het best hierin vertegenwoordigd is Lodewijkx (opnieuw op Jamathi), die dat jaar keurig vice-wereldkampioen wordt, achter Anscheidt, de Duitser, die wel op een geweldige manier wordt verslagen door Lodewijkx tijdens de Dutch TT. In Belgi‘ weet Lodewijkx overigens ook nog eens beslag te leggen op een tweede plek, ditmaal achter de Duitse wereldkampioen.
Toersen eindigt dat jaar op een achtste plek in de eindstand, nadat hij dat seizoen ook voor het eerst in zijn carriˆ¬re op een GP-podium heeft mogen staan, na zijn derde plek tijdens de Dutch TT, achter Lodewijkx en Anscheidt. Jan de Vries (Kreidler) debuteert in 1968 overigens in de eindstand van het WK 50cc op een tiende plek, voor Van Dongen, Jos Schurgers (beide op Kreidler) en Martin Mijwaart (Jamathi), die gezamenlijk op een gedeelde dertiende plek eindigen.

In 1969 zijn er maar liefst drie Nederlandse coureurs, die mee kunnen strijden om de beste klasseringen. Naast Lodewijkx behoren vanaf dat jaar ook Toersen en De Vries aan boord van hun Kreidlers tot de definitieve wereldtop. Toersen begint fantastisch aan het seizoen door maar liefst de eerste drie GPÕs in Spanje, in West-Duitsland en in Frankrijk op zijn naam te schrijven. Lodewijkx weet deze prestatie te evenaren. Hij wint van de laatste vier GPÕs ook drie races (in Tsjechoslowakije, in Itali‘ en in Joegoslavi‘). Alleen De Vries wint van dit trio dat jaar nog geen races, maar hij mag wel regelmatig op het podium gaan staan, na een aantal tweede en derde plekken.
Gedurende het seizoen 1969 rijdt Toersen verreweg de meeste WK-punten bij elkaar, maar toch wordt hij dat jaar geen wereldkampioen. Omdat er gebruik gemaakt wordt van schrapresultaten is het Angel Nieto (76 punten), die met zijn Derbi de titel grijpt, terwijl Toersen (hij houdt 75 punten over van zijn totaal van 93) genoegen moet nemen met de titel van vice-wereldkampioen. De Vries en Lodewijkx leggen beslag op de vierde en de vijfde plek met respectievelijk 64 en 63 punten, waaruit wel blijkt hoe klein de onderlinge verschillen dat jaar in de top van het klassement zijn. Andere Nederlanders die we dat jaar terug kunnen vinden in de eindstand zijn Mijwaart (10e), Van Dongen (11e), Huberts (12e) en Schurgers (22e).

Voor het seizoen 1970 heeft Toersen de overstap gemaakt naar de stal van Jamathi om daar de geblesseerde Lodewijkx te vervangen, die in oktober 1969 betrokken raakte bij een verkeersongeluk. De eerste vier GPÕs worden gewonnen door Nieto, maar de drie daaropvolgende GPÕs in Belgi‘, in Oost-Duitsland en in Tsjechoslowakije komen op naam te staan van Toersen. Er is dat jaar echter nog meer Nederlands succes, want ook De Vries wint voor het eerst in zijn loopbaan een GP, namelijk die van Itali‘ aan boord van de Van Veen Kreidler.
Nieto weet dat jaar zijn titel te prolongeren en Toersen wordt andermaal vice-wereldkampioen, zij het dit keer met een grotere achterstand op de Spaanse Derbi-coureur dan het jaar daarvoor. De Vries wordt vijfde en Schurgers vinden we aan het eind van het seizoen terug op een zesde plek, nadat ook hij drie keer op het podium heeft mogen staan. Ook Mijwaart eindigt binnen de top 10 met een zevende plek als eindklassering, terwijl Van Dongen (16e), Teunis Ramaker (20e), Rob Bron (26e), Ton Daleman (30e) en Jan Bruins (33e) ook WK-punten weten te pakken gedurende dat seizoen.

Het seizoen 1971 staat vervolgens geheel in het teken van de strijd tussen de Kreidler van De Vries en de Derbi van Nieto. De Vries begint het seizoen sterk met twee overwinningen in Oostenrijk en in West-Duitsland. Na de Dutch TT wint hij ook de GP van Belgi‘ en hij be‘indigt zijn seizoen met opnieuw twee zegeÕs in Itali‘ en in Spanje, waar hij in het hol van de leeuw de titel pakt ten koste van Nieto.
Schurgers komt dat jaar opnieuw drie keer op het podium terecht en uiteindelijk vinden we de tweede Kreidler-coureur terug op een derde plek in de eindstand, voor Herman Meijer (4e) op de Jamathi (ook twee podiumplaatsen). Toersen strandt dat jaar op een zesde plek, zonder zich dat jaar een keer bij de top 3 te hebben gereden tijdens een WK-race. Jan Bruins sluit de top 10 in de eindstand, Leo Commu wordt 14e, Teunis Ramaker 17e (derde in Assen), Nico Polane en Cees van Dongen samen gedeeld 22e en Ton Kooyman eindigt op een 32e plaats.

Het jaar daarop, 1972, gaat het in de 50cc klasse opnieuw om het gevecht tussen de Derbi en de Kreidler met in de hoofdrollen Nieto en De Vries. Beide coureurs winnen drie wedstrijden, beide scoren 81 punten gedurende het gehele seizoen en beide houden na het schrappen van de minste resultaten 69 punten over. De race-tijd over de vijf races, waar beide coureurs dat jaar aan de finish zijn gekomen, is echter in het voordeel van de Spanjaard, waardoor hij er uiteindelijk met de titel vandoor gaat en niet De Vries, die dus op een tweede plek eindigt.
Ook op de plekken drie en vier in de eindstand vinden we dat jaar twee Nederlanders terug. Theo Timmer (Jamathi) wordt derde door onder andere de GP van Oost-Duitsland te winnen en Jan Bruins (Kreidler) eindigt op een vierde plek, na gewonnen te hebben in Joegoslavi‘. Andere Nederlanders in de eindstand zijn dat jaar Huberts (8e), Ramaker (18e), Toersen (21e), Daleman en Van Dongen (gedeeld 29e) en Henk van Kessel (36e).

In 1973 is Nieto niet meer vertegenwoordigd bij de 50ccÕs en het is vervolgens De Vries, die vrij gemakkelijk de titel terugpakt. De eerste race van het seizoen op de Hockenheimring in West-Duitsland wordt nog gewonnen door de Jamathi van Timmer (die dat jaar andermaal op een derde plek eindigt in de eindstand), maar van de volgende zes GPÕs weet De Vries er maar liefst vijf op zijn naam te schrijven.
Na in 1972 nog geen rol van betekenis te hebben gespeeld, wordt Van Kessel reeds in 1973 vijfde in de eindstand (na twee keer op het podium te hebben gestaan), voor Huberts op een zesde plek. Ook Bruins (13e), Polane (16e), Kooyman (22e) en Van Dongen (28e) pakken dat jaar punten voor het wereldkampioenschap.

Aan het eind van het seizoen 1973 geeft De Vries aan zijn race-helm aan de wilgen te hangen en voor het seizoen 1974 krijgt Van Kessel de beschikking over de supersnelle Van Veen Kreidler. Daarmee is de Nederlander direct zeer succesvol, want van de tien races, meetellen
d voor het WK dat jaar, weet hij er maar liefst zes te winnen, waarmee hem de titel niet meer kan ontgaan.
Bruins weet zichzelf dat jaar overigens ook twee keer naar een podiumplek te rijden en hij eindigt op een zevende plek in de eindstand, voor Huberts (10e), Timmer (11e), Van Dongen (21e), Polane (23e), Adam van de Draay (25e) en Kooyman (30e).

Vanaf 1975 gaat het echter snel minder met de Nederlanders in de 50cc klasse. Op dat moment heeft namelijk geen enkele coureur van eigen bodem de beschikking over genoeg centjes om een snelle Van Veen Kreidler voor dat seizoen te kunnen verkrijgen, terwijl dat Nieto met steun van zijn eigen motorbond wel lukt, die vervolgens in 1975 wereldkampioen wordt met de Kreidler.
In 1975, 1976 en 1977 worden er geen podiumplaatsen gepakt door Nederlanders tijdens WK 50cc-races. In 1978 komt daar pas weer verandering in, als Van Kessel aan boord van zijn Sparta derde wordt in Tsjechoslowakije op het circuit van Brno.
In 1979 rijden Peter Looijestein, Van Kessel en Timmer opnieuw een aantal podiumplaatsen bij elkaar, waaronder een zege voor Van Kessel in Belgi‘. Looijestein eindigt dat jaar overigens op een vijfde plek in de eindstand; de eerste keer na het succes van Van Kessel in 1974, dat een Nederlander zich weer bij de top 5 weet te scharen in de eindstand bij de 50ccÕs.
In 1980 eindigen de Nederlanders op een vijfde (Van Kessel), een zesde (Hans Spaan) en een zevende plek (Timmer) in de eindstand, maar in 1981 hebben we toch weer een Nederlander bij de top 3 zitten aan het eind van het jaar. Ricardo Tormo is tijdens dat seizoen een klasse apart, maar Timmer wordt dat jaar wel knap vice-wereldkampioen door onder andere de afsluitende GP in Tsjechoslowakije op zijn naam te schrijven; tevens de laatste Nederlandse 50cc-overwinning. Ook Van Kessel finisht dat jaar overigens drie keer op een tweede plaats en hij eindigt daarmee op een zevende plek in de eindstand.
In de twee laatste jaren van het WK 50cc, 1982 en 1983, spelen de Nederlanders opnieuw niet echt een rol van betekenis met betrekking tot het kampioenschap, totdat er vervolgens met ingang van het seizoen 1984 een einde komt aan het bestaan van deze 50cc klasse (die vanaf dat moment wordt vervangen door de 80cc klasse).

Met het verdwijnen van de 50cc klasse komt er tevens een einde aan het bestaan van de categorie, waarin de Nederlanders de beste en de meeste resultaten hebben geboekt. De balans kan opgemaakt worden en na 22 seizoenen zijn er dus in totaal 3 wereldtitels, 37 overwinningen, 94 podiumplaatsen en een enorm groot aantal WK-punten binnengehaald. Naast de reeds genoemde namen hebben ook mannen als Gerrit Strikker, Paul Rimmelzwaan, Rudi Oosting, George Looijestein, Hans Koopman, Engelbert Kip, Jos van Dongen, Juup Bosman en Theo van Geffen voor Nederland punten bij elkaar gereden in de 50cc klasse en bij geen enkele andere categorie zijn er gedurende de jaren door zoveel verschillende Nederlandse coureurs punten gescoord. Kortom: een ware succes-story!

Tekst: Asse Klein, [email protected]
Bron foto: www.ozebook.com

Henk van Kessel aan boord van de Kreidler in het jaar dat hij wereldkampioen werd.