Samen met Mike Hailwood, Jim Redman en Phil Read behoort hij tot het illustere rijtje met rijders die gedurende hun carrière in maar liefst vier verschillende solo-klassen overwinningen wisten te boeken; Chas Mortimer. Waar Hailwood, Redman en Read er tevens met een menig aantal titels vandoor gingen, werd Mortimer echter nooit wereldkampioen.
Chas Mortimer zet eind jaren ’60 zijn eerste stappen in het wereldkampioenschap wegrace. Zo is hij in 1969 zowel bij de achtste- als bij de kwartliters terug te vinden, respectievelijk aan boord van een Villa en een Yamaha.
De Brit doet echter pas in 1970 voor het eerst echt van zich spreken. Hij weet dat jaar namelijk derde te worden in West-Duitsland op de Nürburgring in zowel de 250- als de 350cc-race met een Yamaha; het merk dat hij tot aan het eind van zijn carrière trouw zal blijven. Daarbij weet Mortimer dat jaar bij de kwartliters tevens voor de eerste keer in zijn loopbaan in de top 10 van een eindstand voor het wereldkampioenschap te eindigen met een zesde plek, zij het nog wel op ruime afstand van kampioen Rodney Gould. Naast de 250- en de 350cc klasse is Mortimer dat seizoen ook weer actief bij de 125cc’s met een Villa, zij het andermaal zonder veel succes.
Daar komt in 1971 echter al snel verandering in, want vanaf dat jaar zal hij een aantal seizoenen behoorlijk succesvol zijn bij de achtsteliters. Daarbij heeft Mortimer allereerst zijn Villa in deze klasse omgeruild, ook voor een Yamaha. Na in Oostenrijk nog geen punten gescoord te hebben en in West-Duitsland zevende te zijn geworden, is het Mortimer die tijdens de TT op het eiland Man de 125cc-race op zijn naam weet te schrijven, waarmee de eerste GP-zege voor de Brit een feit is. Op deze overwinning volgen vervolgens nog een redelijk aantal top 10-klasseringen, waaronder een tweede plaats tijdens de afsluitende GP in Spanje. Dit doet hem uiteindelijk belanden op een nette vijfde plek in de eindstand, achter de Derbi van Angel Nieto, de Suzuki van Barry Sheene en de Maico’s van Börje Jansson en Dieter Braun.
Ook bij de kwartliters weet Mortimer zich gedurende het seizoen 1971 een behoorlijk aantal keren in de punten te rijden, met als beste resultaat een derde plaats tijdens de GP van Spanje. In deze categorie vinden we hem aan het eind van het seizoen uiteindelijk terug op een achtste plek in de eindrangschikking, terwijl zijn landgenoot en Yamaha-collega Phil Read dat jaar de titel voor zich op heeft weten te eisen bij de kwartliters; een kampioenschap dat net als in 1970 weer helemaal door Yamaha-rijders is gedomineerd.
Met zijn Yamaha rijdt Mortimer vervolgens in 1972 een ijzersterk seizoen in de 125cc klasse. Hij pakt tijdens de in totaal dertien GP’s maar liefst tien podiumplaatsen, waaronder andermaal een overwinning tijdens de TT op het eiland Man. Aan het eind van het jaar heeft de Brit met zijn totaal van 121 punten dan ook verreweg de meeste punten van alle coureurs bij elkaar weten te rijden. Toch wordt hij geen wereldkampioen, omdat de schrapresultaten dat jaar weer eens de doorslag geven in de strijd om het kampioenschap. Omdat slechts de zeven beste resultaten meetellen, houdt Mortimer aan het eind van de rit nog 87 punten over. Nieto daarentegen mag zijn totaal van 97 punten, dankzij onder andere een vijftal zeges, in zijn geheel houden die daarmee zijn titel prolongeert, terwijl Kent Andersson net als Mortimer ook uitkomt op een totaal van 87 punten. Omdat de Zweed drie overwinningen heeft weten te scoren over het gehele seizoen wordt hij alsnog tweede in de eindstand, terwijl Mortimer uiteindelijk genoegen moet nemen met slechts de derde plaats. Als er dat jaar echter geen gebruik gemaakt was van schrapresultaten, dan was Nieto pas op een vierde plaats in de eindstand opgenomen, achter Mortimer (121 punten), Andersson (103 punten) en Jansson (100 punten).
Bij de kwartliters is voor Mortimer in 1972 een bescheiden rol weggelegd. Over het gehele seizoen weet hij zich slechts drie keer in de punten te rijden, waaronder geen enkele podiumplaats, wat hem uiteindelijk op een veertiende plaats in de eindstand doet belanden.
Mortimer vinden we dat jaar tevens terug bij de halveliters aan boord van een Yamaha, waarmee hij het dat seizoen bepaald niet onverdienstelijk doet. Zijn eerste punten in deze categorie pakt hij door in Joegoslavië knap tweede te worden achter de MV Agusta van Alberto Pagani. Daarop volgen nog een aantal top 10-klasseringen in Nederland, Oost-Duitsland en Zweden, maar zijn absolute hoogtepunt viert de Brit aan het eind van het seizoen tijdens de laatste GP in Spanje. Op het circuit van Montjuich grijpt Mortimer namelijk de overwinning door zijn landgenoot Dave Simmonds en de Australiër Jack Findlay voor te blijven. Daarmee wordt Mortimer uiteindelijk netjes zesde in de eindstand, terwijl Giacomo Agostini dat jaar met grote overmacht zijn zevende titel op rij pakt bij de halveliters.
In 1973 is Mortimer andermaal vertegenwoordigd bij de 125-, de 250- en de 500cc’s. Bij de halveliters speelt hij dat jaar geen rol van betekenis met enkel en alleen een vierde plaats tijdens de GP van Spanje.
Bij de achtsteliters begint Mortimer niet erg sterk aan het seizoen door tijdens de eerste vijf races geen punten te scoren (mede doordat Mortimer betrokken is bij een zwaar ongeval tijdens de 250cc-race in Italië op het circuit van Monza, waarbij Jarno Saarinen en Renzo Pasolini helaas het leven moeten laten, waardoor Mortimer ook de daaropvolgende GP op het eiland Man aan zich voorbij moet laten gaan). Gedurende de tweede helft van het seizoen is de Brit echter weer constant van voren te vinden met onder andere een overwinning in Spanje, twee tweede plaatsen en drie derde plekken. Het blijkt echter niet genoeg om alsnog de titel te pakken, want die gaat naar Andersson. Zo heeft de Zweed gedurende de eerste helft van het seizoen wel vijf races weten te winnen en samen met twee tweede plaatsen later dat jaar tijdens de twee Scandinavische GP’s is dat genoeg om de titel te pakken, terwijl Mortimer vice-wereldkampioen wordt, net vóór onze eigen Jos Schurgers die de derde positie in de eindstand voor zich op weet te eisen.
Bij de kwartliters fungeert Mortimer in 1973 andermaal als een goede subtopper. Hij weet zich regelmatig in de punten te rijden, waaronder een tweetal derde plaatsen, maar voor de titel komt hij dat jaar duidelijk tekort. Die gaat namelijk naar zijn Yamaha-collega Dieter Braun, terwijl Mortimer zelf op een zesde plek eindigt.
Vanaf 1974 zegt Mortimer de 125cc klasse vaarwel, maar wel is hij met ingang van dat jaar terug te vinden bij zowel de 250-, de 350- als de 500cc’s aan boord van Yamaha’s.
Zowel in de 250- als de 350cc klasse is Mortimer dat seizoen andermaal een goede subtopper. Daarbij slaagt hij er tijdens de GP van Joegoslavië in zijn eerste overwinning bij de kwartliters te boeken, terwijl zijn beste klassering bij de 350cc’s dat jaar een tweede plaats in Oostenrijk is. Mortimer wordt in 1974 uiteindelijk zesde en vijfde in de eindstand bij respectievelijk de 250- en de 350cc’s, ruim achter de kampioenen Walter Villa (250cc) en Agostini (350cc).
Bij de halveliters speelt hij dat jaar opnieuw geen rol van betekenis door alleen in Frankrijk en Tsjechoslowakije slechts een zeer beperkt aantal punten te pakken.
Gedurende het seizoen 1975 geldt voor Mortimer ten aanzien van de 250- en de 350cc klasse ongeveer hetzelfde verhaal als in 1974. Hij eindigt dat jaar in deze beide klassen namelijk op een zesde plek in de eindstand, na andermaal zo her en der zijn punten bij elkaar gesprokkeld te hebben. Daarbij heeft Mortimer wel opnieuw een GP-overwinning aan zijn erelijst toe weten te voegen door de 250cc-race tijdens de TT op het eiland Man te hebben gewonnen. Villa is dat jaar andermaal de sterkste gebleken bij de kwartliters, terwijl Johnny Cecotto de titel heeft weten te pakken in de 350cc klasse.
Bij de halveliters is Mortimer in 1975 in de eindstand uiteindelijk ook weer op een wat betere positie terug te vinden dan in de twee voorafgaande seizoenen het geval was. Met een derde plek op het eiland Man, een vierde plaats in Finland en een zesde plek tijdens de GP van Tsjechoslowakije finisht Mortimer op een elfde plek in de eindrangschikking.
1976 wordt voor Mortimer toch wel een enigszins speciaal jaar. Dat wordt niet veroorzaakt door de zevende plaats in de eindrangschikking bij
de kwartliters waar hij dat jaar beslag op weet te leggen. Wel weet hij datzelfde seizoen voor een behoorlijk unieke prestatie te zorgen door tijdens de GP van Groot Brittannië, voor de laatste keer in de geschiedenis verreden op het eiland Man, de 350cc-race te winnen. Met deze zege is hij er namelijk in geslaagd gedurende zijn carrière in vier verschillende solo-klassen (125-, 250-, 350- en 500cc) overwinningen te pakken; een prestatie die alleen Mike Hailwood, Jim Redman en Phil Read voor hem ook wisten neer te zetten. Daarnaast wordt Mortimer in 1976 ook nog eens knap derde in de eindstand bij diezelfde 350cc’s, achter de Harley Davidson van Villa (die in 1976 ook voor de derde keer op rij wereldkampioen bij de kwartliters wordt) en de Yamaha van Johnny Cecotto. Zo is het Mortimer onder andere ook gelukt om in Joegoslavië tweede te worden en in Nederland een derde plek te pakken.
Tot slot vinden we Mortimer in 1976 ook weer terug bij de halveliters, maar voor de verandering komt hij dat jaar uit op een Suzuki, na gedurende zijn gehele carrière nog op Yamaha’s te hebben gereden, afgezien van zijn beginjaren in de 125cc klasse toen hij op een Villa reed. Met de Suzuki weet hij onder andere derde te worden tijdens de GP van Zweden en aan het eind van het jaar kunnen we Mortimer terugvinden op een dertiende plaats in de eindstand.
In de jaren 1977 tot en met 1979 is Mortimer nog wel vertegenwoordigd in het wereldkampioenschap wegrace (op Yamaha), maar daarbij weet hij niet meer voor echte opmerkelijke prestaties te zorgen, zij het dat hij in 1979 nog wel één maal tweede wordt tijdens de 250cc-race in België; tevens de laatste keer in de carrière van de Brit dat hij zich in de punten weet te rijden.
Van 1971 tot en met 1976 slaagde Mortimer er dus ieder jaar wel weer in een overwinning te pakken, waarbij hij uiteindelijk in maar liefst vier verschillende klassen succesvol was. Enige kanttekening die hierbij wel geplaatst moet worden, is dat de Brit zijn zeges in een heel aantal gevallen wist te behalen op het moment dat de echte toppers afwezig waren. Zo schreef Mortimer bijvoorbeeld vier keer in zijn carrière een TT-race op zijn naam, maar vanwege de gevaarlijke omstandigheden en het grote aantal dodelijke ongevallen op het eiland Man (met name na het noodlottige ongeval van Gilberto Parlotti in 1972 en ook de dood van Saarinen en Pasolini in 1973 op Monza, net voorafgaand aan de TT van dat jaar) en het feit dat men steeds meer oog begon te krijgen voor de veiligheid van de coureurs lieten de vaste buitenlandse (niet-Britse) deelnemers, een uitzondering daargelaten, vanaf de beginjaren ’70 de Britse TT steeds meer links liggen. Daarnaast hoefde Mortimer het in 1972 tijdens de GP van Spanje op Montjuich niet op te nemen tegen de MV’s van Agostini en Pagani toen hij daar de 500cc-race wist te winnen en ook werd hij onder andere nog tweede in België in 1979 bij de kwartliters, waar de toppers toen niet reden vanwege het te gladde asfalt van het net vernieuwde Spa Francorchamps.
Desondanks wist Mortimer wel een redelijk aantal keren hoog te eindigen in de eindstand voor het wereldkampioenschap, waarbij hij in 1972 recht had gehad op de titel bij de achtsteliters, zij het niet dat de schrapresultaten dat jaar roet in het eten gooiden voor hem. Daarom mag Mortimer toch met recht een topper genoemd worden, zij het wel één zonder wereldtitel.
Erelijst van Chas Mortimer:
7 overwinningen
0 wereldtitels
1969:
125cc: geen overwinningen, 32e in de eindstand
250cc: geen overwinningen, 23e in de eindstand
1970:
125cc: geen overwinningen, 31e in de eindstand
250cc: geen overwinningen, 6e in de eindstand
350cc: geen overwinningen, 15e in de eindstand
1971:
125cc: één overwinning, 5e in de eindstand
250cc: geen overwinningen, 8e in de eindstand
1972:
125cc: één overwinning, 3e in de eindstand
250cc: geen overwinningen, 14e in de eindstand
500cc: één overwinning, 6e in de eindstand
1973:
125cc: één overwinning, 2e in de eindstand
250cc: geen overwinningen, 6e in de eindstand
500cc: geen overwinningen, 25e in de eindstand
1974:
250cc: één overwinning, 6e in de eindstand
350cc: geen overwinningen, 5e in de eindstand
500cc: geen overwinningen, 28e in de eindstand
1975:
250cc: één overwinning, 6e in de eindstand
350cc: geen overwinningen, 6e in de eindstand
500cc: geen overwinningen, 11e in de eindstand
1976:
250cc: geen overwinningen, 7e in de eindstand
350cc: één overwinning, 3e in de eindstand
500cc: geen overwinningen, 13e in de eindstand
1977:
250cc: geen overwinningen, 27e in de eindstand
350cc: geen overwinningen, 37e in de eindstand
1978:
250cc: geen overwinningen, 18e in de eindstand
1979:
250cc: geen overwinningen, 13e in de eindstand
Bron foto: http://www.motosclassicas70.com/