WSBK: Ten Kate heeft de zaak rond

143

De hoofdsponsor van het Ten Kate Racingteam stopt. Dat scheelt toch even veertig tot vijftig procent in het budget van de formatie uit Nieuwleusen. Maar teammanager Ronald ten Kate reageert koel. ‘De naam van de nieuwe hoofdsponsor wordt nog deze week bekend.’

Foto: Ronald ten Kate samen met James Toseland op het podium tijdens de eerste race van 2006 in Qatar







Natuurlijk wist Ronald ten Kate al langer dat sigarettenmerk Winston zich na twee seizoenen vol successen – twee wereldtitels in de Supersport, twee tweede plaatsen bij de Superbikes – terug zou trekken als geldschieter in de motorsport.

‘Maar het stadium van de paniek zijn we al voorbij. Het is wel moeilijk om een vervanger te zoeken. Je praat toch over een aanzienlijk deel van het budget, bijna vijftig procent. Maar we zijn er wel uit met een nieuwe sponsor, dat wordt later deze week bekend. Eigenlijk is dat ook verrassend snel gegaan. We zaten in augustus voor het eerst rond de tafel, in september zijn de intentieverklaringen al getekend.’

Met die heerlijke zekerheid in het achterhoofd trainen de coureurs van Ten Kate in deze dagen op het circuit van het zonnige Valencia. James Toseland is met een verfijnde Honda al zijn rivalen in de Superbike-klasse te snel af. Het heeft er alle schijn van dat Roberto Rolfo zijn nieuwe teamgenoot zal worden. De Italiaan eindigde in het afgelopen seizoen met een Ducati als zestiende in het WK. ‘Ook dat komt deze week rond’, zegt Ronald ten Kate stellig.

De manager beseft dat bij het team daarmee aan alle voorwaarden voor een succesvol vervolg is voldaan. De Supersportrijders (wereldkampioen Charpentier en Sofuoglu) krijgen een volledig nieuwe machine tot hun beschikking. Aan de fiets voor de Superbike-klasse worden nog vrijwel constant verbeteringen doorgevoerd. Ten Kate weet wat het doel moet zijn na de tweede plaatsen van Vermeulen en Toseland in de laatste jaren. ‘Het gaat natuurlijk om de wereldtitel. Maar het zal niet makkelijk zijn om dat laatste stapje te zetten.’

Tekst: Herman Nijman