ˆäŽndagsvliegen in de motorwegracerij

183

Een aantal coureurs slaagt er gedurende hun GP-carriˆ¬re in de absolute wereldtop te bereiken en de aansluiting hierbij voor langere tijd te behouden, wat vervolgens kan leiden tot vele overwinningen en wereldtitels. Een andere grote groep rijders zal echter nooit het aller hoogste niveau bereiken om te blijven rijden in de schaduw van de toppers. Gedurende de jaren zijn er echter ook de zogenaamde ԎŽndagsvliegenÕ geweest; mannen die even met de besten van de wereld meekonden en/of slechts een enkele overwinning wisten te boeken. Mannen als Alan Carter, Paolo Casoli, Ivan Goi, HervŽ Guilleux, Gerd Kafka, Mario Lega (foto), Kevin Magee, John Newbold en Jean Louis Tournadre mogen hiertoe gerekend worden.

ALAN CARTER (1 overwinning):







Alan Carter vinden we in 1983 terug in het wereldkampioenschap 250cc en daar baart hij opzien door in Frankrijk op het circuit van Le Mans de race in deze klasse te winnen, zonder daarbij ooit eerder punten voor het wereldkampioenschap te hebben gepakt.
Ook in de jaren daarna is Carter nog vertegenwoordigd in het WK 250cc en in 1984 en 1985 slaagt hij er nog in een aantal vierde plekken te pakken, wanneer hij ook respectievelijk op een negende en een zevende plaats eindigt in de eindstand. De overwinning op Le Mans weet hij echter nooit meer te evenaren.

PAOLO CASOLI (1 overwinning):

Midden jaren Õ80 is de Italiaan Paolo Casoli een aantal jaren vertegenwoordigd in de 125cc klasse en alleen gedurende het seizoen 1987 speelt hij enigszins een rol van betekenis in het kampioenschap door dat jaar uiteindelijk op een derde plek te eindigen in de eindstand. Na reeds een aantal derde plekken bij elkaar te hebben gereden tijdens dat seizoen, is Casoli de sterkste tijdens de laatste GP voor de achtsteliters op het circuit van Jarama.
Na zijn 125cc-periode maakt Casoli de overstap naar de kwartliters, waar hij nooit verder komt dan een zevende plaats als beste klassering in een wedstrijd, waarmee zijn aantal GP-overwinningen beperkt blijft tot slechts eentje. Overigens is de Italiaan een aantal jaren later wel zeer succesvol in het WK Supersport 600, waar hij in 1997 de titel pakt.

IVAN GOI (1 overwinning):

De Italiaan Ivan Goi kunnen we in de jaren 1996 tot en met 2000 terugvinden in de eindstand voor het WK 125cc. Daarin komt hij nooit verder dan een tiende plek (in 1996 en 2000) en in de wedstrijden finisht hij ook vaak tussen de tiende en de vijftiende plek, met een enkele uitschieter daarbij. De grootste uitschieters heeft hij in 1996, als hij in Assen tweede wordt en hij in Oostenrijk met de overwinning aan de haal gaat, wat uiteindelijk tevens de enige twee podiumplaatsen uit de carriˆ¬re van Goi blijken te zijn.

HERVˆä GUILLEUX (1 overwinning):

De Fransman HervŽ Guilleux kan in 1983 met de besten mee in de 250cc klasse met zijn Kawasaki, na in 1979 en 1981 al een keer een vierde plek te hebben gepakt in respectievelijk een 350- en een 250cc-race. Dat seizoen, 1983, eindigt Guilleux op een vierde plek in de eindstand bij de kwartliters door onder andere de overwinning te pakken in Spanje op het circuit van Jarama. Na dat seizoen komt de Fransman echter niet meer tot grootse prestaties.

GERD KAFKA (1 overwinning):

De Oostenrijker Gerd Kafka doet voor het eerst van zich spreken in 1984 in de 80cc klasse aan boord van zijn Sachs met een zevende plek tijdens de laatste GP van dat seizoen in San Marino op het circuit van Mugello.
In 1985 verschijnt Kafka vervolgens aan de start van het wereldkampioenschap 80cc aan boord van een Seel, waarmee hij een aantal nette klasseringen behaald. Tijdens de Dutch TT van dat jaar scoort Kafka zijn enige overwinning uit zijn carriˆ¬re door op een drijfnatte baan Stefan Dšrflinger te slim af te zijn, die in de laatste bocht ten val komt, maar nog wel op een tweede plek finisht. Kafka eindigt op een derde plek in de eindstand dat seizoen.
Het jaar daarop, 1986, staat Kafka op een Krauser aan de start, waarmee hij zich nog een drietal keren net in de punten kan rijden en daarmee kan hij direct al niet meer tippen aan zijn niveau van het jaar daarvoor.

MARIO LEGA (1 overwinning, 1 wereldtitel):

Tot aan het seizoen 1977 heeft de Italiaan Mario Lega nog maar weinig laten zien in de diverse klassen, waar hij reeds aan de start is verschenen. Zijn beste klassering tot dan toe is een tweede plaats in de 350cc-race tijdens de GP van Itali‘ op het circuit van Imola in 1974, achter Yamaha-collega Agostini.
Lega start aanvankelijk ook op een Yamaha in het seizoen 1977 in de 250cc klasse, maar al vrij snel gaat Lega rijden voor de stal van Morbidelli, waarmee hij direct al zeer succesvol is. Hij pakt zo bijvoorbeeld een aantal tweede en derde plekken, maar het hoogtepunt voor de Italiaan is toch wel de winst in Joegoslavi‘ op het circuit van Opatija, waar hij de YamahaÕs van Takazumi Katayama en Ton Herron voorblijft.
Aan het eind van het seizoen mag Lega zich de nieuwe wereldkampioen noemen in de 250cc klasse door in de eindstand de Harley-Davidsons van Franco Uncini en Walter Villa voor te blijven.
Vervolgens pakt Lega in 1978 nog wel een tweetal derde plaatsen in de 250cc klasse, maar voor het kampioenschap speelt hij al geen rol van betekenis meer, waarmee we Lega na dat seizoen niet meer terug vinden in de eindstanden voor het wereldkampioenschap, als zijn positie bij Morbidelli ook wordt ingenomen door Graziano Rossi.

KEVIN MAGEE (1 overwinning):

Twee jaar lang slaagt de Australi‘r Kevin Magee erin zich bij de top 5 in de eindstand van het wereldkampioenschap 500cc te scharen. In 1987 laat hij voor het eerst echt wat van zich horen door tijdens de Portugese GP op het circuit van Jarama (in Spanje) een derde plek te pakken in de 500cc-race.
In de twee daaropvolgende jaren rijdt hij het hele seizoen voor het Lucky Strike Yamaha Team van Kenny Roberts en in 1988 doet Magee opnieuw op het circuit van Jarama van zich spreken. Hij wint daar namelijk de wedstrijd, voor de twee kemphanen Eddie Lawson en Wayne Gardner. Een vijfde plaats in de eindstand is dat jaar zijn deel door redelijk constant te presteren met een heel aantal top 5-klasseringen. In 1989 weet hij deze prestatie te herhalen, maar tot een overwinning komt het dan echter al niet meer voor Magee.
In de jaren daarop rijdt Magee nog een aantal races in de 500cc klasse aan boord van verschillende machines, waarbij hij nog een aantal top 10-klasseringen weet te scoren.

JOHN NEWBOLD (1 overwinning):

In 1976 scoort Jon Newbold, afkomstig uit Groot Brittanni‘, zijn enige GP-overwinning door de 500cc-race in Tsjechoslowakije op het circuit van Brno te winnen. Daarvˆ_ˆ_r heeft hij slechts ŽŽn keer eerder op het podium gestaan door in 1975 in Belgi‘, ook bij de halveliters, een tweede plek te pakken, na dat jaar op een achtste plek te zijn ge‘indigd in de eindstand. In 1976 is een vijfde plaats als eindklassering zijn deel en in de jaren daarna slaagt Newbold er niet meer in zich tijdens een wedstrijd bij de top 5 te rijden.

JEAN LOUIS TOURNADRE (1 overwinning, 1 wereldtitel):

In 1980 komt Jean Louis Tournadre niet verder dan respectievelijk een 32e en een 20e plaats als eindklassering in de 250- en 350cc klasse. In 1981 wordt de Fransman zevende in de eindstand bij de kwartliters door onder andere derde te worden in Tsjechoslowakije.
Dan breekt echter het seizoen 1982 aan, wanneer Tournadre met de wereldtitel in de 250cc klasse aan de haal gaat. Hij wint meteen de eerste GP van het seizoen in Frankrijk om daarna gedurende dat seizoen nog zeven keer op het podium te mogen gaan staan. Na 1982 komt er echter ook meteen weer een einde aan de successen van Tournadre.

Andere (redelijk) bekende namen, die ook in dit rijtje van ŽŽndagsvliegen thuis zouden kunnen horen, zijn bijvoorbeeld Fausto Ricci, Victor Palomo, Gerhard Thurow, Ian McConnachie, Jacques Bolle, enzovoort.

De hierboven uitvoerig beschreven coureurs scoorden dus allemaal slechts ŽŽn overwinning gedurende hun loopbaan. De ene coureur maakte daarbij meteen even deel uit van de wereldtop, terwijl het voor de andere rijder puur bij deze ene overwinning bleef, zonder daarbij ook een daadwerkelijke rol van betekenis te hebben gespeeld in het kampioenschap. Daarnaast zijn er natuurlijk ook coureurs geweest, die even de aansluiting met de wereldtop hebben gehad, zonder daarbij een zege te hebben geboekt en die daarmee dus ook een ŽŽndagsvlieg kunnen zijn, terwijl er ook een aantal rijders hebben gereden, die jaren lang met de besten hebben mee gekund, zonder ook maar ŽŽn enkele zege te pakken.
Bovendien is niet iedere coureur, die slechts ŽŽn overwinning heeft behaald een ŽŽndagsvlieg. Boet van Dulmen boekte bijvoorbeeld ook maar ŽŽn zege, maar de Nederlander heeft wel enige jaren
tot de wereld(sub)top behoord. Daarnaast wonnen mannen als Michel Frutschi en Dennis Ireland ook slechts ŽŽn wedstrijd, maar deze zeges konden zij boeken, omdat de wereldtop niet aanwezig was in deze races. Nu waren deze overwinningen van Frutschi en Ireland wel een echte uitschieter voor de desbetreffende mannen, maar omdat met name de afwezigheid van een groot aantal toppers ervoor gezorgd heeft, dat zij de wedstrijd konden winnen en het niet alleen maar aan hun eigen rijderscapaciteiten lag gedurende deze wedstrijd, is de typering ŽŽndagsvlieg hier niet helemaal correct. Kortom:

1) Niet iedere coureur met slechts ŽŽn overwinning is een ŽŽndagsvlieg.
2) Om als een ŽŽndagsvlieg getypeerd te kunnen worden, hoef je niet per sŽ ŽŽn GP-zege te hebben geboekt.

Dit onderscheid moet dus wel gemaakt worden om iemand een ԎŽndagsvliegÕ te kunnen noemen; een typering die altijd nog wel gebruikt zal kunnen blijven worden in de sportwereld, zo ook in de (GP-)racerij.

Tekst: Asse Klein, [email protected]
Bron foto: www.dlc.fi

Mario Lega in actie op de Morbidelli in 1978 op het circuit van Imatra.